Azul,
Ik heb me altijd verbaasd over hoe Marokkanen met voorouders uit Moors Spanje een zo goedbewaarde
familiegeschiedenis hebben. Ik meen dat jij ooit zoiets schreef, dat jouw familie een dergelijke afkomst heeft
Wel, ten dele dan. De doorsnee Riffijn kan niet verder dan 4 a 5 generaties terug gaan in de persoonlijke
familiegeschiedenis.
Misschien is de familiegeschiedenis van de Morisco’s beter bewaard gebleven, omdat deze op schrift is gesteld. Het geschreven woord doorstaat de tand des tijds beter dan het gesproken woord. En ja dat klopt, binnen mijn familie deden zulke geruchten de ronde en dit heb ik ook kunnen bevestigen in het boek “Fragments d'histoire du Rif oriental, et notamment des Beni Said” van Abdelmajid Benjelloun. De doorsnee Riffijn doet niet aan stamboomonderzoek. Misschien als hij dat wel zou doen dat hij zijn familiegeschiedenis kan vaststellen verder terug dan 4 a 5 generaties. Een interessant boek hierover is “Manis...? (Waarvandaan...?)” van M'hamed El Abdouni & Mohamed Amezian.
Konden de verdreven Moren dan allemaal lezen en schrijven? Het gros zal toch wel simpele boeren zijn geweest, zoals wij.
Ik weet ook niet hoe ze zouden zijn opgenomen in de Nefza stammen gezien de etnische en linguïstische verschillen en ook
het tribale karakter van Imazighen. Makkelijk zal het niet zijn geweest. Ik heb pas geleden nog ergens gelezen of gehoord
dat de moslims van Moors Spanje eigenlijk vooral van Spaanse origine waren ipv Maghreb. Dat omdat ze Spaans spraken.
Of daar een assimilatie proces aan vooraf gegaan zou kunnen zijn, behoort ook tot de mogelijkheden.
Wat weet jij eigenlijk hier over?
Om het je uit te kunnen leggen moet ik je vragen om sommige termen voor jezelf goed te definiëren, zodat het duidelijk wordt wat jij hiermee bedoelt. Je noemt enkele termen, waarvan ik niet zeker weet wat jij daar precies onder verstaat in een Middeleeuws historisch context. Bijvoorbeeld: Moors Spanje. Wat bedoel je hier met Moors? Mauri / Moro / Morisco? Het Spanje van de Marokkanen of Het Spanje van de moslims?
- Spanje is pas in de vroeg-Moderne tijd ontstaan door de samenvoeging van de koninkrijken van Castilië en van Aragorn
- In de Middeleeuwen spraken de Spanjaarden nog geen Spaans, maar Castiliaans
- Maɣreb in de Middeleeuwen = vroegere Mauretania Tinigitana + Mauretania Caesariensis
- al-Andalus in de Middeleeuwen = vroegere Lusitania + Baetica + Carthaginensis
- al-Andalus als tegenhanger van de Maɣreb
- al-Andalus was regionaal verdeeld over Ɣarb al-Andalus + al-Mawsita + Carq al-Andalus
- Dar al-Islam (Huis van de vrede) als tegenhanger van Dar al-Ḥarb (Huis van de oorlog)
- Dar al-Ḥarb was verdeeld over Jiliqiya (Gallicië) + Asturic (Asturië) + al-Busquns (Basconia = Navarra)
Binnen de Dar al Islam werd er sinds de eerste verdragen die gesloten zijn door Tariq b. Ziyad en Abdelεaziz b. Musa b. Nusayr godsdienstvrijheid (εuqud al-dimma) gegarandeerd, dit verklaart ondermeer het succes van de Conquista door de moslims (hoe verover je het Iberisch schiereiland op een verlichte manier?) Met behoud dus van de eigen religie, eigen taal, eigen gewoontes en een hoge mate van zelfbestuur. Dit werd het beste geïllustreerd door de opkomst van het koninkrijk van Umayya in al-Andalus, waarbij de Nefza-stammen een belangrijke rol in hebben gespeeld. De Nefza-stammen waren geconcentreerd in de regio van al-Runda en Takurunna en maakten onderdeel uit van de Berberse gemeenschap binnen het koninkrijk van Umayya in al-Andalus
Tijdens de Middeleeuwen bestond de Andalusische samenleving uit verschillende gemeenschappen
- de christenen (rum al-Andalus), naarmate deze verarabiseerden werden ze "mozarabes" (mustaεrabun) genoemd
- de bekeerlingen ook wel "muladíes" (muwalladun) genoemd
- de Joden (al-yahud)
- de Berbers (al-berber) ook wel "bani maziɣ" genoemd
- de Arabieren (al-εarab)
- de Slaven (al-saqaliba) ook wel "al-jurs" genoemd, dit had betrekking op de Slavische volkeren van Centraal-Europa
- de Sub-Saharanen (al-sudan)
De stedelijke cultuur als tegenhanger van het platteland. Tijdens de vroege Middeleeuwen (vanaf 710 tot begin 9e eeuw) bestond de meerderheid van de Andalusische samenleving nog uit simpele boeren. Vanaf de late Middeleeuwen (eind 9e eeuw tot Reconquista) ontstond er in al-Andalus een stedelijke cultuur sterk georiënteerd op de handel en van waaruit drie sociale klassen naar voren zijn gekomen
- de elite (al-jassa)
- de middenklasse (al-tabaqa al-mutawassita)
- de onderklasse (al-εamma)
Tijdens de Vroege Middeleeuwen spraken de mozarabes en de muladíes in al-Andalus nog in de Romaanse talen (lisan rum al-Andalus). Deze talen werden ook wel "εajamiyat al-Andalus" genoemd, afgeleid van "εajam" = "niet-Arabier" en kenden een grote diversiteit. Zo was er de Romaanse taal van Toledo (εajamiyat Tulaytula), wat zich onderscheidde van de Romaanse taal van Zaragoza (εajamiyat Saraqusṭa). Daarnaast waren er ook regionale verschillen tussen de Romaanse talen van Sevilla (Icbiliya), Cordoba (Qurṭuba) en Granada (Ɣarnaṭa). Maar ook op lokaal niveau werden taalkundige verschillen opgemerkt. Zo werd de Romaanse taal in de regio Sevilla (luɣat Isbiliya) door de 11e eeuwse Abu al-Jayr al-Icbili onderverdeeld in:
- de taal van het platteland (εajamiyat al-badiya)
- de taal van de bergbewoners (luɣat ahl al-jibal)
- de taal van de vrouwen (luɣat al-nisa) = taalgebruik specifiek bedoeld om vrouwelijke intimiteiten mee te verwoorden
Vanaf eind 9e eeuw ontstond er een linguistic shift binnen de 2 gemeenschappen van christenen en ex-christenen, die nog in de Romaanse talen spraken. Er ontstond eerst een tweetaligheid (al-εajamiya al-muzdawaya), maar op den duur leidde dit tot een transitie van Romaans naar Arabische talen. In het geval van de mozarabes gebeurde dit verarabiseringsproces onder invloed van de handelscontacten (tujur) en de stedelijke marktcultuur (al-suq). In het geval van de muladíes werd de verarabisering nog verder versterkt door het gebruik van het klassiek-Arabisch (al-fusḥa) als liturgische taal binnen de islam. Daarnaast was er ook nog een taalkundige wisselwerking tussen de Romaanse talen en de Amaziɣ talen. Een voorbeeld hiervan is de etymologie van de plaatsnaam Granada = Ɣarnaṭa = Aɣir-Naṭa = Aɣil-Naṭa. Dit leidde vanaf de 10e eeuw tot het ontstaan van een nieuwe volkstaal (al-εammiya al-andalusiya) wat uiteindelijk gesproken werd door de meerderheid van de Andalusische samenleving.
En wat ook anders klonk dan het klassiek-Arabisch. Gedurende de Middeleeuwen klaagden taalkundigen uit het Midden-Oosten dat deze nieuwe taal nogal veel “taalfouten” bevatte, aangezien deze afweek van het klassiek-Arabisch wat voor hen de norm was. Dit waren eigenlijk geen taalfouten, maar specifieke taalkundige kenmerken die eigen waren aan de Arabische variant zoals die gesproken werd in de Westelijke Dar al-Islam en die dus ontstaan is door een wisselwerking tussen:
- Arabische woorden, die een Arabische structuur hebben behouden
- Arabische woorden, die geherstructureerd zijn onder invloed van de Romaanse en Amaziɣ talen
- Arabische woorden, die als leenwoorden zijn overgenomen uit de Romaanse en Amaziɣ talen
- Amaziɣ woorden, die geherstuctureerd zijn onder invloed van de Romaanse en Arabische talen