Frankrijk moet zijn talen leren liefhebben

Gestart door Hassan, 04/08/2002 om 09:33:03

Hassan

Een artikel uit de Standaard. Het Tmazight (Berbers) wordt ook genoemd, onderaan de artikel!

Frankrijk moet zijn talen leren liefhebben
04/08/1999
Catherine TRAUTMANN

Die Fransen die doen alsof de erkenning van de regionale talen de eenheid van het land en de positie van het Frans bedreigt, zetten de werkelijkheid op haar kop, schrijft de Franse minister van Cultuur, Catherine Trautmann. Als Elzassische is zij zelf vertrouwd met een traditie van meertaligheid.

EEN hevig debat woedt sinds de eerste minister een aanpassing van de grondwet heeft voorgesteld die de Republiek zou toelaten het Europees handvest over de regionale en minderheidstalen te ratificeren dat ze op 7 mei ondertekend heeft. Zo heftig gaan sommige tegenstanders te keer dat ze een gevoel van onwerkelijkheid teweegbrengen. Hebben we dan de klok twee eeuwen teruggedraaid, naar 4 juni 1794 en het regime van de Terreur, toen abbé Grégoire de Conventie, die voorgezeten werd door Robespierre, overtuigde van ,,de noodzaak om de patois te vernietigen en de Franse taal universeel te maken''?
Opnieuw krijgen we te horen dat de minste erkenning van talen die niet het Frans zijn, de nationale eenheid dreigt te ondergraven, als ze al niet het Frans dreigt te verzwakken. Je gelooft je oren niet.
Het wordt tijd dat iedereen de realiteit onderkent die net het tegenovergestelde is: de nationale eenheid vereist juist dat we het uitzonderlijk taalkundig patrimonium van Frankrijk beschermen, op een ogenblik dat de onbedreigde heerschappij van het Frans het wegkwijnen van de historische talen van het land laat geschieden.
Toen abbé Grégoire de oorlog verklaarde aan de talen van de provincies, kon de helft van de burgers van de Republiek geen Frans spreken of verstaan. Buiten de steden en de centrale departementen was de bevolking eentalig in de regionale taal. Het waren de zeldzame francofonen die tweetalig waren. Twee eeuwen later is de situatie totaal omgekeerd.
Wat de langdurige inspanningen van het lager onderwijs niet konden bereiken, dat hebben twee wereldoorlogen, de ontvolking van het platteland, de verlenging van de schoolplicht, de radio en televisie uiteindelijk wel bewerkstelligd: vandaag spreken en begrijpen alle Fransen de taal van de Republiek. En het kleine aantal onder hen dat nog een zogenaamde regionale taal spreekt, leert die taal naast het Frans, en meestal pas na het Frans.
Sinds vijftig jaar wordt geen enkele Romaanse gewestelijke taal, of ze nu tot de langues d'oc of de langues d'oïl behoort, nog van de moeder op de baby overgedragen. In continentaal Frankrijk zijn het alleen nog de mensen boven de vijftig die regelmatig de regionale taal gebruiken. Een uitzondering is de Elzas waar nog vijftien procent van de minder dan vijftienjarigen het Elzassisch zouden spreken. Maar ook daar is de val duizelingwekkend sinds het midden van de eeuw.
Het Bretons bijvoorbeeld, telde in 1914 nog ongeveer 1,3 miljoen sprekers en nog meer dan een miljoen in 1945. Maar in vijftig jaar heeft het bijna tachtig procent van zijn gebruikers verloren. Vandaat schat men op 250.000 het aantal mensen die het nog dagelijks gebruiken, en dat zijn dan nog in hun overgrote meerderheid personen boven de zestig, van wie bovendien maar drie procent zegt dat ze het meer gebruiken dan het Frans. Als niets verandert, zal binnen dertig of veertig jaar de laatste Keltische taal van het continent een dode taal zijn.
De dramatische achteruitgang van het aantal sprekers, en dus van de mensen die de taal kunnen doorgeven, treft de Romaanse talen nog harder, met uitzondering van het Corsicaans dat door zijn eilandpositie beschermd werd.
De parlers d'oïl, in volle levenskracht onder Grégoire, zijn vrijwel alle uitgedoofd omdat ze ook in de spreektaal geen eigen leven meer leiden. De parlers d'oc worden misschien nog door een twee miljoen mensen gesproken, maar ook daar zijn dat meestal vijftig-plussers.
Als het Frans niet de taal van het universum is geworden, dan staan de patois wel aan de rand van die totale verdwijning waartoe de Conventie ze doemde.
De beschikkingen van de wet-Deixonne (1951), die sindsdien regelmatig aangevuld zijn, betreffen nu een tiental talen, maar ze zijn te laat gekomen. Slechts drie procent van de leerlingen van het lager en middelbaar onderwijs krijgt vandaag een onderwijs in of van regionale talen en culturen.
Sommigen verheugen zich in die vrijwel absolute overwinning van het Frans. Zoals hen besef ik het enorme voordeel dat de veralgemeende kennis van de nationale taal ons verleent. Maar kon dat niet gepaard gaan met een tweetaligheid die hun plaats gunt aan de regionale talen?
In tegenstelling tot wat de Fransen in het algemeen denken, is het menselijke brein niet gemaakt voor eentaligheid, zoals de immense meerderheid van de mensheid toont die nog vaker drie- of viertalig dan tweetalig is.
Een vorm van tweetaligheid Frans-Engels zou trouwens in Frankrijk een feitelijke regel kunnen worden. Bijna negen Franse kinderen op tien leren die taal in het middelbaar onderwijs. Ik twijfel er niet aan dat ze de kennis van die taal in de wereld van vandaag nodig hebben. Maar het feit blijft dat die taal een rechtstreekse concurrent is van de onze en ze metterdag terrein doet verliezen in Europa.
Dat men ons dan niet kome vertellen dat het de bescherming van de regionale talen is die het Frans zou bedreigen. Hoe zouden wij kunnen opkomen voor het behoud van de meertaligheid in Europa als we ze in Frankrijk zouden afwijzen?
Het Handvest (van de Raad van Europa) doet in elk geval het Frans geen enkel risico lopen. De verbintenissen van de regering tasten zijn uitzonderlijke plaats niet aan waarover alle Fransen het eens zijn.
Het Frans is en blijft de exclusieve taal van de Staat en de openbare diensten; het is en blijft de enige verplichte taal in het onderwijs, de rechtspraak, de administratie; het is en blijft de enige taal van Frankrijk die een politieke realiteit heeft daar waar de andere slechts een culturele werkelijkheid zullen hebben. Men zal niet in het Baskisch trouwen, niet in het Bretons pleiten, niet in het Picardisch wetgeven.
De ratificering van het Handvest zal niets veranderen aan het statuut van de regionale talen - die overigens, in de geest van het Handvest, geen regionale talen zijn maar minderheidstalen ten opzichte van het Frans in hun eigen gebied van oorsprong.
De Grondwettelijke Raad erkent dat de meeste verbintenissen die Frankrijk aanging ,,zich beperken tot de erkenning van maatregelen die Frankrijk reeds trof ten gunste van de regionale talen''.
Doen alsof men gelooft dat de ratificering van het Handvest elke taal van Frankrijk in een regio dezelfde heerschappij zal verlenen als het Frans in Frankrijk heeft, getuigt van hetzij kwade trouw, hetzij totale onwetendheid over zowel de verbintenissen van Frankrijk als de werkelijkheid van de talen in ons land.
Om te beginnen zijn talen geen politiek maar cultuur! Slechts in een secundaire betekenis is een miniem aantal van de vierduizend talen van deze wereld verbonden met de definitie van een politieke entiteit, zoals het geval is voor het Frans in Frankrijk.
De andere talen van Frankrijk vormen een fantastisch nationaal cultureel erfgoed en het is een nationale plicht ze te verdedigen.
Mijn ministerie beschermt de historische monumenten, de boeken, de kunstwerken, en dat over het hele grondgebied en in naam van de natie. De abdijkerk van Conques is niet het patrimonium van (het departement) Aveyron maar van Frankrijk. Hetzelfde geldt voor de taal die de bouwers van Conques spraken en die vandaag ook restauratie nodig heeft.
Maar een taal is een levend erfgoed, dat woont in het hoofd van de mensen die ze spreken. De enige manier om ze beschermen bestaat er in haar transmissie en verspreiding te verzekeren.
Daartoe zijn we vastbesloten voor alle talen van Frankrijk, die van het vasteland en de overzeese. Er wordt nu meer rekening gehouden met de talen van Melanesië en Polynesië, maar de talen van de DOM (Départements d'Outre Mer) worden hetzij genegeerd, zoals de Amerindische talen of die van de gemeenschappen in Guyane die van gevluchte slaven afstammen, hetzij verworpen zoals de vier grote varianten van het Creools dat op het Frans berust. Die Creoolse talen genieten niet de bescherming van de wet-Deixonne, noch overzee noch op het continent. Daar worden ze nochthans gesproken door meer dan een half miljoen inwoners van Ile-de-France, waar eveneens de transmissie van de ouders naar de kinderen begint te verminderen.
Die talen werden niet alleen verwaarloosd. Tengevolge van de slavenhandel werden ze vernederd, werd hun culturele waardigheid ontkend, zoals ook die van de mensen die ze spraken.

En moeten we ons ook niet bekommeren om de talen van de vroegere Franse departementen van Algerije, het Arabisch en het Berbers? Die worden vandaag in Frankrijk gesproken door miljoenen Franse staatsburgers die zo'n revanche op de koloniale geschiedenis niet overbodig zouden vinden.
Dat zou zeker de integratie vergemakkelijken. Het is niet door de moedertaal te verwaarlozen dat een kind makkelijker toegang krijgt tot het Frans. Integendeel, de beheersing van de eerste taal vergemakkelijkt het aanleren van de tweede.


En onder de ,,talen die geen eigen grondgebied hebben'' mogen we het Yiddish, het Rom, het Armeens niet vergeten, en, waarom niet, de Franse gebarentaal.
Waarom het Handvest? Omdat het nationaal taalkundig erfgoed, in de zeshoek en overzee, bedreigd is. Als kinderen die door la mère patrie vergeten, verwaarloosd, verworpen zijn, hebben de talen van Frankrijk om te overleven meer nodig dan een simpel gedogen: een erkenning.
Wat het Europees handvest over de regionale en minderheidstalen hen zal geven de dag - die zeker zal komen - dat Frankrijk het zal kunnen ratificeren, is het symbolisch eerherstel dat onmisbaar is voor hun overleven.
Het is tijd dat de natie die talen als de hare erkent; het is tijd dat de Republiek, ook al onderdrukt ze ze niet meer, ophoudt ze te wantrouwen; het is tijd dat Frankrijk begint ze lief te hebben.
(De Franse minister van Cultuur schreef dit stuk voor de krant Le Monde)