Historische inleiding

Gestart door Matho, 04/06/2004 om 14:11:03

Matho

Marokko, van oudsher een belangrijk gebied aan de Middellandse Zee, kan bogen op een lange geschiedenis die teruggaat tot een bijna onheuglijk verleden. Het is dus niet gemakkelijk om dat verleden in een historisch overzicht van een paar pagina’s te vatten. De opdracht is des te moeilijker omdat dit overzicht bedoeld is als inleiding bij een tentoonstelling over de rurale culturen in het gebied. Wat deze taak inhoudt, wordt pas duidelijk als men beseft hoe gebrekkig de bronnen zijn, hoe betrekkelijk ‘jong’ de archeologie en de antropologie in hun moderne wetenschappelijke vorm nog zijn en welke problemen onvermijdelijk opduiken bij de interpretatie van materiaal, dat in de loop van meer dan een eeuw verzameld is.

Voor de vroegste perioden is men aangewezen op de studie van archeologisch materiaal. De oudste prehistorische werktuigen dateren van 2,5 miljoen jaar geleden. In Casablanca, Rabat en Salé zijn menselijke resten ontdekt die toebehoren aan de Atlanthropus, een naam die verwijst naar de Homo erectus van Noord-Afrika (El Hajraoui 1990: 19). De mens van Jbel Irhoud, een tijdgenoot van de Europese Neanderthaler, vertoont al bepaalde trekken van de Homo sapiens. Op de Mousteriaan-industrie, waarvan deze de vertegenwoordiger in Marokko is, volgt de Ateriaan-industrie die typisch is voor Noord-Afrika en die ongeveer 40 000 jaar oud is. Circa 18 000 jaar geleden begint de ibero-moorse beschaving, waarvan de leden hun bovenste snijtanden lieten extraheren.

Matho

#1
Deze prehistorische beschavingen, die getuigen van de zeer vroege menselijke aanwezigheid in Marokko en Noord-Afrika, worden gevolgd door het Neolithicum, vanaf ongeveer 6 000 v. Chr. Hoe rijk die cultuur al was blijkt zowel uit de vormen en de versiering van het aardewerk als uit de nieuwe werktuigen (maalstenen, wrijfstenen, slijpstenen) en, aan het einde van de periode, uit de eerste architecturale elementen (Cromlech van M’zora). De Protohistorie komt overeen met de ijzer- en de bronstijd.

Uit dat tijdvak stammen enkele interessante bronzen stukken, maar het zijn vooral de rotstekeningen - die al gemaakt werden tijdens het Neolithicum - die een beeld geven van de rijkdom aan vormen en gebruiksvoorwerpen die men toen al kende het grootste deel van de schilderingen bevindt zich in de Hoge Atlas en de Anti- Atlas. Ze getuigen van de ontwikkeling van de veeteelt, vooral van het fokken van runderen, en van de evolutie in de bewapening (Chenorkian 1988). De sites waar tekeningen aangetroffen werden, “zijn dezelfde die nu nog centraal staan in het herdersbestaan: drenkplaatsen, kleine dalen, natuurlijke passages” (Brignon et al 1967: 14). Er zijn heel veel afbeeldingen gevonden en ze behandelen heel diverse onderwerpen: wapens, dieren, mensen en symbolische figuren. De betekenis ervan blijft vaak moeilijk vast te stellen.

Deze “herders en veefokkers”, zoals Brignon ze noemt, kunnen al beschouwd worden als voorouders van de Berbers. De herderseconomie overheerste overal, maar afbeeldingen van de haakploeg op rotstekeningen van de Yagour en de Oukaïmeden in de Hoge Atlas, geven, aan dat de landbouw de mensen bekend was, op welk beperk niveau dan ook. Of het nu herders of landbouwers waren, waar komen ze vandaan, die Paleo-Berbers of Berbers? De vraag is vaak een strijdpunt geweest, in allerlei historische en politieke situaties, maar lijkt allesbehalve afdoende beantwoord. Wetenschappelijk onderzoek en ideologische fantasieën brachten allerlei hypothesen en antithesen voort.

Zijn ze afkomstig uit Eur-azië, uit het Nabije Oosten hebben ze hun wortels in de streek zelf? De meningen lopen zo sterk uiteen dat Gabriel Camps zich gevat afvroeg ( 1984): “en als de Berbers nu nergens vandaan komen?”. Zeker is wel, in elk geval, dat ze de basis vormden voor de Noord-Afrikaanse bevolking en dat ze zich met migranten en bezetters vermengd hebben. In de 5de eeuw v. Chr. gaf Herodotos de volkeren van Noord-Afrika ten westen van Egypte de naam Maxyes. Deze naam werd overgenomen door talrijke Griekse en Latijnse auteurs, in verschillende vormen, en lijkt niet meer te zijn dan een vervorming van het woord amazigh, meervoud imazighen, de naam waarmee de Berbers naar zichzelf verwezen. In een beroemd geworden passage beschrijft Herodotos de geheime ruilhandel in goud russen Carthagers en Libische Berbers, met even verderop de zuilen van Heracles.

Deze aanwijzing brengt ons bij het verslag van de fameuze zeereis van Hannon, die uit Carthago vertrok om de Atlantische kusten van het land te verkennen. Die “moeilijk te interpreteren” tekst (Brignon et al. 1967: 26), vermeldt de Lixiten, een nomadenvolk dat zijn kudden laat grazen aan de oevers van de rivier de Lixus, Ethiopiërs die wonen in de binnenlanden, in de hoge bergen, waar de Lixus haar bronnen heeft. Het gebied van diezelfde Ethiopiërs, leren we uit het verhaal van Scylax, “strekt zich zonder onderbreking uit vanaf die streek tot aan Egypte” (Roger 1924: 20). Omdat het waarheidsgehalte van deze verslagen niet volledig bekend is, tasten we in het duister wat betreft de herkomst en de identiteit van deze Ethiopiërs.

Matho

#2
Bij gebrek aan archeologisch bewijsmateriaal, moet men rekening houden met het deels fictieve karakter van deze verhalen. Strabon merkte hierover al op dat de stichting van handelsposten door ‘Tyriërs’ één van die fabels was die de ronde deden over het land. De algemene verspreiding van de agro-pastorale economie, waarin belangrijke groepen sedentair levende inwoners een essentiële rol speelden, lijkt wel vast te liggen. Politieke structuren ontstonden vanaf de 4de eeuw, daarvan getuigen de grafheuvels van de Gharb (Touri 1990: 5). Hier situeert zich het gedocumenteerde begin van de Mauretaanse beschaving, die voorafging aan de Romeinse overheersing.

Het Mauretaanse koninkrijk moet zich ten minste over het noordelijke deel van het land uitgestrekt hebben. Op het moment dat Rome tegen Jugurtha streed, tegen het einde van de 2de en het begin van de 1ste eeuw v. Chr., stond koning Bocchus I aan het hoofd ervan, maar er is weinig informatie beschikbaar over het land, de volkeren die er woonden en hun levenswijze. Ook is niet bekend waar de zetel van deze dynastie lag, hoeveel prestige zij genoot en hoever haar macht geografisch reikte. Wel zeker is dat dit koninkrijk, tot het einde van de 1ste eeuw v. Chr., “zijn onafhankelijkheid ten opzichte van de rivaliserende mediterrane machten, Carthago en Rome, heeft weten te behouden” (Akerraz 1990: 23).

Onder de regering van Juba II (25 v. Chr. - 23 n. Chr.), zoon van Juba I, die opgegroeid was in Rome, net als onder diens zoon Ptolemaeus (23-40 n. Chr.), ontwikkelen de steden zich als nooit tevoren. Steden zoals Volubilis, Sala, Lixus, Banasa, Tamuda en andere, gesticht tijdens de Mauretaanse periode, breiden uit. Nieuwe monumenten en gebouwen worden opgetrokken.

In Lixus zijn welvarende fabrieken gevestigd waar vis ingezouten wordt en de productie van garum, een zeer gegeerd specerij, stijgt. Voor de kust van Essaouira liggen de Purpereilanden, waar een soort purperslak gevangen wordt die de kleurstof purper levert (Brignon et al.1967: 24). Het land is rijk en ook Strabon getuigt daarvan als hij het heeft over de natuurlijke rijkdommen. Wat de bossen en de aarde voortbrengen aan producten is afgebeeld op de munten uit die periode. Alles wijst er verder op dat het merendeel van de buiten de steden levende Moren en nomadisch bestaan leidt.

Matho

#3
Als ontwikkeld monarch doorkruiste Juba II het land, schrijvend en kunstvoorwerpen verzamelend. Indien zijn werken bewaard gebleven waren, vooral zijn Libyca, dan hadden ze een bron van informatie over het binnenland kunnen zijn. Tanger was een belangrijke haven, omringd door rijk land waarin veel boerderijen lagen. Er werden olijven en graan verbouwd en velen leefden van de producten die de zee bood (Ponsich 1970: 184). Ptolemaeus, zoon en opvolger van Juba II, werd in 40 n. Chr. vermoord op last van Caligula, waarna Mauretanië een kolonie van Rome werd.

De reactie van de autochtone bevolking liet niet op zich wachten: Aedemon, een vrijgelatene van de koning, verklaarde de Romeinen de oorlog. De felle strijd zou vier jaar duren. Ook daarna kwamen de rurale volkeren nog meermaals in opstand, wat het relatief grote aantal veldslagen verklaart dat uitgevochten werd in de omgeving van de steden (Limane, Rebuffat). 1995 ).

Tegenover de gespannen verhoudingen met bepaalde rurale gebieden staan de vredesverdragen die vooral in de loop van de 3de eeuw met andere volkeren gesloten werden, bijvoorbeeld met de Baquaten ten zuiden en ten oosten van Volubilis. Marcus-Aurelius verleende de hoofden van de Zegrensen rond Banasa zelfs burgerrechten, een gebeurtenis waarvan een aldaar gevonden bronzen tablet getuigt.

Maar de Autololen, volgens Plinius een geducht volk, lijken geen verdrag aanvaard te hebben, wat de bouw van de versterkte gracht rond Sala noodzakelijk maakte (Brignon et al. 1967: 31). Romeins Marokko bleef beperkt tot het gebied binnen de driehoek Volubilis, Sala en Tanger. Bovenop deze ruimtelijke beperking komt nog het oppervlakkige karakter van de stempel die de Romeinen op Tingitane en vooral ook op het land buiten de steden drukten.

Volgens Christine Hamdoune die op basis van een tekst van Ptolemaeus een studie over dit onderwerp gemaakt heeft (1993), verschilde de graad van romanisering per stam. De volken uit het binnenland werden rond 285, onder Diocletianus, door Rome gedeporteerd. Toen de christelijke kerk in de 4de eeuw niet meer vervolgd werd, bekeerde een deel van de bevolking zich tot het christendom en werden de beelden van godheden uit het heidense Rome vernield. Dit gebeurde bijvoorbeeld in Sala (Brignon et al.1967: 41).

Matho

#4
De bezetting van het land door de Vandalen had een zeer vluchtig karakter en heeft geen sporen nagelaten. Die periode behoort tot wat men nu met algemene instemming de “duistere eeuwen” in de geschiedenis van Marokko noemt. Alleen de verdere ontwikkeling van het archeologisch onderzoek zal daar op termijn meer licht op kunnen werpen.

Desondanks is het duidelijk dat de Berberrijken in de 5de en 6de eeuw steeds meer terrein wonnen in Noord-Afrika. Eén er van had Volubilis als hoofdstad (Fantar, Decret 1981: 342 e.v.). In 533 zette zich een trage maar onomkeerbare reberberisering door, ondanks het kortstondige herstel van het Byzantijnse Rijk. De Byzantijnen controleerden trouwens niet meer dan één stad, Ceuta, Tingitaans Mauretanië (ibid.: 345).

Ook over het begin van de verovering door de Arabieren en de islamisering is nog steeds weinig bekend. Ondertussen staat wel vast dat “hun legers [van de Arabieren] nergens zoveel tegenstaand ontmoet hebben en nergens zoveel tegenslag hebben moeten incasseren” (Brignon et al 1967: 46).

Het offensief van leider Koceïla, begonnen vanuit Marokko, wordt voorgezet door Kahina, de koningin van de Aurès, nadat Oqba de dood vond bij één van de ralrijke schermutselingen waarmee zijn raid gepaard ging. Onder Mousa Ibn Nousaïr wordt de verovering eindelijk voltooid.

Toch blijft de islamisering traag en ongelijkmatig verlopen. Her christendom houdt stand, ten minste tot de tijd van de Almohaden ( 12de - 13de eeuw) en het heidendom ten minste tot de 11 de eeuw, terwijl het joodse geloof er tot op heden nog aanwezig is.

De arabisering verloopt nog oneindig veel langzamer dan de verspreiding van de islam. Marokko blijft een door en door Berbers land en tegenwoordig bedienen de Arabischsprekenden zich nog van een taal die een mengvorm is ten overstaan van het klassieke Arabisch. In de dagelijkse spreektaal mengen ze namelijk Berbers met Arabisch taaleigen. De grammaticale structuur ervan en een niet onaanzienlijk deel van de woordenschat is trouwens afgeleid van het Berbers.

Matho

#5
De opstand van de Charidjiten, naar aanleiding van de controverse over de legitimiteit van het kalifaat, betekende de definitieve breuk tussen Noord-Afrika en het Oosten. Bij die gelegenheid ontstonden meerdere onafhankelijke staten. In Marokko gold dat voor die van de Idris. Het rijk werd in Volubilis gesticht door Idris I (788-791). Met zijn zoon en opvolger Idris II (803-828/9) kende het een nieuwe start vanuit de nieuwe hoofdstad Fès.

Elders werden andere vorstendommen gevestigd: een eerste rond Nekkour in het Rif, een tweede in Sijilmassa in het zuidoosten en het koninkrijk der Berghouata, die een berbervorm van de islam propageerden, in de Centraal-Atlantische vlakten, de Tamesna.

Aangenomen wordt dat “in de bergen de organisatie in stammen behouden blijft” (Brignon et al. 1967: 60). Het zuiden stond in verbinding met subsaharisch Afrika, waar het goud vandaan kwam. IJzer-, koper- en zilvermijnen werden geëxploiteerd en de metalen werden geëxporteerd.

De karavaanroutes die de verbindingen met Zwart Afrika verzekeren, werden al gauw gecontroleerd door de Almoraviden, waarbij de Sanhaja uit de Sahara zich vanaf het midden van de 11de eeuw gingen gedragen als religieuze hervormers. De stichting van Marrakech symboliseerde de bevestiging van de macht van de Almoraviden. De stad werd een versterkte basis en het vertrekpunt voor de verovering van het westelijke en centrale deel van de Magreb en Andalusië.

De Berghouata van de Atlantische vlakten onderwierpen zich, maar gaven hun godsdienst niet op. Andere rurale streken bleven zich verzetten tegen de nieuwe machthebbers, wat de bouw van versterkte vestigingen aan de voet van de bergen verklaart: Amergou voor het Rif, Tasghimout voor de Atlas en nog andere in het zuidwesten, in Massa. Uit het contact tussen de lokale en de Andalusische cultuur groeide in de steden intussen een syncretisme.

Nog voor de macht van de Almoraviden tekenen van verzwakking vertoonde, bracht een nieuwe beweging hen een gevoelige klap toe. Het ging om de ideologie van de Almohaden, die ontsproten was aan het brein van Mahdi Ibn Toumart en haar wortels niet ver van Marrakech, in Tinmel, had. Abd al-Moumin, opvolger van Ibn Toumart, begon aan de verovering van de Magreb en Andalusië om ze in staat te verenigen.

Matho

#6
De veroveringstochten lijken geen belangrijke volksverhuizingen tot gevolg gehad te hebben. De meest opmerkelijke beweging was, lijkt het, dat de Beni Hilal-Arabieren naar de Atlantische vlakten, naar de Gharb en de Tadla, gedreven werden.

De eenheid en de vrede bewerkstelligd door de Almohaden bevorderden de ontwikkeling van een luisterrijke beschaving. De weldaden daarvan, zoals de ontwikkeling van de economie en de ambachten, de intellectuele activiteit en de stedenbouwkundige en infrastructurele verwezenlijkingen, kwamen wel op de eerste plaats de steden ten goede (Brignon et al. 1967).

Toch kende ook de landbouw een uitzonderlijk snelle groei: de bronnen beschrijven streken waar de steden omringd zijn door boomgaarden, bewerkte velden aan de voet van de Atlas en uitgestrekte, in cultuur gebrachte gronden in de vlakten (Brignon et al. 1967: 120).

De zwakke regering van de laatste vorsten, het uiteenvallen van de Magreb en de nederlaag bij Las Navas de Tolosa ( 1212) in Spanje, leidden samen tot de val van het Almohaden-bewind in het begin van de 13de eeuw.

De Meriniden, als nomaden vertrokken van de plateaus van de oostelijke Atlas, ongeveer zoals de Almoraviden, begonnen een veroveringstocht door de Magreb en Spanje. Allereerst legden ze Fès en Taza een cijnsplicht op. De socio-economische en politieke omstandigheden waren aan het einde van de 13de eeuw wel veranderd: de Meriniden deelden het grondgebied dat door de Almohaden beheerst werd met de Abdelwaliden van Tlemcen en de Hafsiden van Tunis.

Matho

#7
Men slaagde erin Spanje te behouden, maar met onderbrekingen en ten koste van grote inspanningen: “De krachtmetingen neigden ertoe steeds meer in het voordeel van het schiereiland te verlopen, of juister gezegd in dat van de christenen” (Kably 1986: 84).

De eenheid die onder Abou l-Hassan (1331-1351) in de Magreb gerealiseerd was, bleek een vluchtig karakter te hebben. De grote epidemie van zwarte pest tussen 1348 en 1350 veroorzaakte een grote omwenteling met verstrekkende gevolgen op sociaal en politiek gebied (ibid.: 142-43). De demografie van het land werd zwaar op de proef gesteld, net zoals die van het westen trouwens, maar de bronnen bevatten enkel schaarse gegevens over de rurale gebieden.

De ontwikkeling van steden zoals Fès doet vermoeden dat veel plattelandsbewoners hun toevlucht zochten in steden en voorsteden. De nomadenstammen zetten hun opmars naar het zuidoosten en noordwesten voort. Die opmars heeft eigenlijk geduurd tot het begin van de 20ste eeuw. Een groot deel van de volkeren en de kudden in het centrum en het westen van het land nam deel aan de seizoenstrek tussen vlakten en gebergte.

De teloorgang van de macht van de Meriniden werd voorafgegaan door een periode van politieke anarchie, een economische crisis en een beginnende verbrokkeling van het rijk. De Wattassiden, die hen opvolgden, slaagden er nauwelijks in het hoofd te bieden aan de vele problemen die zich op dat moment voordeden: de handelsroutes door de Sahara werden verlegd naar het oosten, er werden onafhankelijke domeinen gesticht (Sijilmassa, Marrakech, Rif…), vreemde mogendheden vielen binnen (Ceuta werd ingenomen door de Portugezen in 1415) en later kwam daar ook de dreiging van de Ottomanen uit het oosten bij.

Matho

#8
Toen de Saadiërs op het toneel verschenen, in het begin van de 16de eeuw, werd de ‘etnische’ samenstelling van de Marokkaanse bevolking definitief bepaald. Bij een overweldigende meerderheid van Berbers hadden zich de Arabische stammen gevoegd die zich vanaf dan vermengden met de autochtonen van de Atlantische vlakten, van de plateaus van Saïs en van de grensgebieden met de Sahara.

De taal van de Berbers, met haar vele dialecten, werd in bijna alle rurale streken gesproken. Ze hield ook Stand in de steden, naast het Marokkaans Arabisch, dat een sterkere positie gekregen had door de Andalusische inbreng na de val van Granada (1492).

De zwarte bevolkingsgroepen die al enige duizenden jaren in het gebied aanwezig waren, bevolkten voornamelijk de grensstreek met de Sahara ten zuiden van de Atlas. Slechts een deel van hen bestond uit slaven die, aangevoerd uit de Bilad es-Soudan, gekocht werden door invloedrijke families vooral in de steden.

De joden, die er ook al heel lang vertegenwoordigd waren, woonden zowel op het platteland als in de steden (Zafrani 1983). Een aantal van hen arriveerde pasna de Reconguista. Al tijdens het bewind van de Meriniden vestigden veel joden zich in Fès, waar hun vertegenwoordigers belangrijke functies bekleedden.

Ondertussen beleefde het platteland in deze periode een belangrijke opleving, dit als gevolg van een sterke terugval van de steden. Een golf mysticisme overspoelde het land, nog versterkt door de groeiende invloed van de maraboes en de zawija (Brignon et al. 1967: 199). Deze invloedrijke figuren verleenden trouwens actief medewerking aan de plannen van de Saadiërs. Het verzet tegen de Portugezen bracht hen samen.

Matho

#9
De Saadiërs begonnen aan de verovering van het land. Ze bevrijdden de kuststeden die onder Iberisch gezag stonden, brachten de Sahararoutes onder hun controle en vestigden hun hoofdstad in Marrakech, dichtbij hun streek van herkomst, de Dra. De Veldslag van de Drie Koningen (bij Ksar-el-Kébir, 1578) die eindigde met de aftocht van de Portugezen, markeerde het ontstaan van de macht van de Saadiërs.

Onder al-Mansour (1578-1603), die als overwinnaar uit deze slag kwam, kende het land alles welbeschouwd een vreedzame periode. De economie was welvarend: de suikerfabrieken waren vanaf dan eigendom van de staat en de fijne suiker uit Marokko werd erg gewaardeerd in Engeland (Jacques-Meunié 1982, II: 782). De handel bereikte vooral russen 1574 en 1589 een hoogtepunt. Zowel de goudhandel als de handel in bepaalde landbouw- en veeteeltproducten groeide sterk.

In 1591 ondernam de sultan een weinig vruchtbare expeditie naar het zuiden van de Sahara. De pestepidemie die tussen 1596 en 1608 in het land woedde, decimeerde de bevolking in de steden, de vlakten en de bergen en eiste in 1603 ook het leven van de sultan zelf.

Na zijn dood stonden zijn drie zonen elkaar naar het leven in de strijd voor de troonopvolging en het land raakte al snel verscheurd door de rivaliteit tussen de aanhangers van de drie kandidaten (Brignon et al. 1967: 217).

De bronnen uit die tijd schilderen een land in verval: het aantal binnenkomende ladingen goud daalde, de karavaanhandel kreeg concurrentie, suikerbedrijven werden verwoest. Nieuwe politieke bewegingen wonnen duidelijk terrein in de rurale gebieden: Dila in het centrum, de Semlaliten in het zuidwesten en de Alawiten in het zuidoosten. Na een lange strijd slaagden de laatsten erin zich meester te maken van de macht en begon het bewind van de dynastie die in islamitisch Marokko het langst aan de macht zou blijven.

Matho

#10
Moulay Ismaïl (1672-1727) verenigde de versnipperde gebieden en stichtte een nieuwe hoofdstad, Meknes. Hij bouwde in heel het land een netwerk van versterkingen, richtte een permanent dynastiek leger op en ondernam expedities tegen de Sanhaja van de Midden- en Hoge Atlas.

De opvolgingsstrijd die na zijn dood in 1727 ontbrandde, werd dertig jaar lang in stand gehouden door datzelfde leger dat hij macht bezorgd had. Het leger installeerde vorsten, zonen van Moulay Ismaïl, en zette ze weer af en intussen werden steden en rurale streken verwoest en geplunderd. Het was Moulay Abdallah die erin slaagde de rust te herstellen door “de eenheid tussen Arabieren en Berbers” te vernieuwen, het geheim van het “Marokkaanse politieke evenwicht” (Brignon et al. 1967: 259).

De opmars van de stammen uit de bergen en uit het zuiden naar de Atlantische vlakten duurde echter voort. De oorzaken daarvan lagen in ecologische, demografische en economische veranderingen.

De Rif-bevolking trok verder naar het zuidwesten, de Masmouda naar het noorden en de Sanhaja naar het noordwesten. Deze laatsten groepeerden zich onder het gezag van Bobker Amhawsj, die tegen het einde van de regeerperiode van Moulay Slimane (1792-1822) voor het bewind een reële bedreiging vormde.

De 9de eeuw was een periode getekend door de Europese kolonisatiedrang. Deze manifesteerde zich het eerst in Noord-Afrika, bij de inname van Algiers (1830) door Frankrijk. Marokko was al via verscheidene verdragen aan de Europese mogendheden gebonden en in de loop van de eeuw werden er nog meer getekend. Deze overeenkomsten kwamen ten goede aan de stedelijke bourgeoisie, wier zakelijker ondernemingen sterk aan belang wonnen.

Intussen werd het platteland geteisterd door crises die de boeren en de veetelers, door hongersnood verjaagd, naar de steden dreven. Deze plattelandsvlucht werd bovendien nog versterkt door het ontstaan van grote feodaal bestuurde domeinen, die door de overheid werden gedoogd. Op het einde van de eeuw slaagde die overheid er niet in hervormingen op het getrouw te zetten die het land uit de crisis zouden kunnen halen.

Matho

Mede door de verdwijning van Moulay Hassan I (1864), de financiële problemen en de opvolgingsstrijd tussen zijn zonen, wekte het land onvermijdelijk de hebzucht van de koloniale machten. Op 30 maart 1912 tekende Moulay Abd el-Hafid het Protectoraatsverdrag. Daardoor werd het land verdeeld in twee Spaanse zones, het Rif en de westelijke Sahara, en een Franse zone, die door de twee andere was ingesloten. Tanger kreeg het statuut van internationale stad.

Ondanks de overmacht van het Franse leger, werd de overname pas helemaal voltooid in 1934, na 22 jaar van weerstand en heroïsch verzet. Het bestuur van het protectoraat werd dus geïnstalleerd naast de Machzen, de Marokkaanse overheid, beroofd van al haar macht. De Marokkaanse maatschappij werd grondig ondersteboven gekeerd, vooral wat haar materiële structuren betreft. De geestelijke cultuur kende een tragere evolutie. De annexatie van de landbouwgronden door de Fransen en de groei van de bevolking dwongen landloze boeren tot emigratie. De steden, en vooral Casablanca, werden een toevluchtsoord voor al wie werk zocht, waardoor geleidelijk het begin van een Marokkaanse arbeidersklasse ontstond.

Matho

#12
Vooral in de steden broeide het eerst verzet tegen de koloniale macht, dat aanving in de jaren dertig met een reeks hervormingen en dat naderhand de onafhankelijkheid zou opeisen. Die werd uitgeroepen op 18 november 1955, kort na de terugkeer uit ballingschap van sultan Mohammed V (1927-1961), die meteen de eerste regering van het onafhankelijke Marokko installeerde.

Koning Hassan II volgde hem in 1961 op en riep in 1975 op tot de Groene Mars, waarmee de Sahara weer onder Marokkaanse controle gebracht werd. De Marokkaanse maatschappij onderging nieuwe veranderingen, zowel op socio-economisch als op politiek en cultureel vlak. In 1994 was de plattelandsbevolking, met 48,6% van 26 miljoen inwoners, voor de eerste keer kleiner dan de stadsbevolking. De jaren negentig, gedrenkt in de sfeer van mondialisering, kondigden zich aan in een evolutie waarvan de huidige politiek van ‘alternatie’ getuigt, de eerste in de geschiedenis van het moderne Marokko.

Deze politieke omwenteling die zich in april 1998 concreet gemanifesteerd heeft in de installatie van een centrumlinkse regering, is het resultaat van een lang proces waarvan de aanzet in het begin van de jaren negentig gegeven is. Zoals Bernard Cubertafond (1997) schrijft, heeft de macht van de monarchie zich geconsolideerd tijdens onderhandelingen over de verdeling van de politieke taken die geëindigd zijn in een onwrikbare ‘consensus’. Diezelfde consolidatie maakte toenadering tot andere krachten in het politieke landschap mogelijk.

De vorming van een regeringsploeg onder leiding van Abderrahman Youssoufi, secretaris-generaal van de Union socialiste des Forces populaires (U.S.F.P.), de socialistische partij die drie decennia lang oppositie voerde, heeft grote hoop doen ontstaan op de realisering van langverwachte veranderingen. De opdracht van de regering is des te delicater omdat het sociale luik van de ontwikkeling gedurende lange tijd de basis van haar verzet is geweest. Zal de manoeuvreerruimte die haar gegund wordt haar in staat stellen te slagen waar andere regeringen gefaald hebben?

Ahmed Skounti

Magische Marokko

Amezian

#13

CiteerVooral in de steden broeide het eerst verzet tegen de koloniale macht, dat aanving in de jaren dertig met een reeks hervormingen en dat naderhand de onafhankelijkheid zou opeisen. Die werd uitgeroepen op 18 november 1955, kort na de terugkeer uit ballingschap van sultan Mohammed V (1927-1961), die meteen de eerste regering van het onafhankelijke Marokko installeerde.

Koning Hassan II volgde hem in 1961 op en riep in 1975 op tot de Groene Mars, waarmee de Sahara weer onder Marokkaanse controle gebracht werd. De Marokkaanse maatschappij onderging nieuwe veranderingen, zowel op socio-economisch als op politiek en cultureel vlak. In 1994 was de plattelandsbevolking, met 48,6% van 26 miljoen inwoners, voor de eerste keer kleiner dan de stadsbevolking. De jaren negentig, gedrenkt in de sfeer van mondialisering, kondigden zich aan in een evolutie waarvan de huidige politiek van ‘alternatie’ getuigt, de eerste in de geschiedenis van het moderne Marokko.

Deze politieke omwenteling die zich in april 1998 concreet gemanifesteerd heeft in de installatie van een centrumlinkse regering, is het resultaat van een lang proces waarvan de aanzet in het begin van de jaren negentig gegeven is. Zoals Bernard Cubertafond (1997) schrijft, heeft de macht van de monarchie zich geconsolideerd tijdens onderhandelingen over de verdeling van de politieke taken die geëindigd zijn in een onwrikbare ‘consensus’. Diezelfde consolidatie maakte toenadering tot andere krachten in het politieke landschap mogelijk.

De vorming van een regeringsploeg onder leiding van Abderrahman Youssoufi, secretaris-generaal van de Union socialiste des Forces populaires (U.S.F.P.), de socialistische partij die drie decennia lang oppositie voerde, heeft grote hoop doen ontstaan op de realisering van langverwachte veranderingen. De opdracht van de regering is des te delicater omdat het sociale luik van de ontwikkeling gedurende lange tijd de basis van haar verzet is geweest. Zal de manoeuvreerruimte die haar gegund wordt haar in staat stellen te slagen waar andere regeringen gefaald hebben?

Ahmed Skounti

Magische Marokko
Is 'Magisch Marokko' de titel van het boek? En wie is Ahmed Skounti?

Matho

Een antropoloog uit Marokko.

En ja zo heet de titel van het boek.