De verovering van Brittanie door de Angelen en Saksen

Gestart door Ifri, 27/12/2013 om 19:51:34

Ifri

Deze topic gaat over de verovering van Brittanie door de Angelen, Saksen en Friezen

In Engeland scheen dezelfde verovering te gebeuren zoals Noord-Afrika maar wel veel brutaler, daar werd Engeland veroverd door de Germaanse stammen uit Friesland, Saksen enz...

Hetgeen een mysterie is, wat is de reden dat er geen bronnen zijn hoe de Angelen en Juten, de oorspronkelijke Britten hebben behandeld, hebben ze hen uitgemoord, hebben ze hen verdreven, hebben ze hen geassimileerd,


De Britten werden gekoloniseerd door de Romeinen, maar rond de 5 de eeuw na Christus werden ze in de steek gelaten door de Romeinen, de Romeinen hebben al hun legioenen teruggetrokken door de Romeinen om andere barbaarse stammen het hoofd te bieden,


Omdat de Britten, anders dan de Welshmen en de Picten, geen traditie van vechten hadden konden zij zich niet veweren tegen de invallende Picten die wel een traditie van vechten hadden,de Britten  hebben dan de Anglo-Saksen binnengebracht, de Anglo Saksen hebben een plaats gekregen in Kent, vandaaruit hebben zij de Britten verdreven naar het Westen of uitgemoord,

Het binnenbrengen van de Angelen, Saksen en Juten en Friezen bleek een zeer grote fout te zijn, omdat deze Germaanse stammen Brittanie een mooi land vonden, hebben zij besloten door middel van listen en brutale oorlogsvoering volledig Engeland te veroveren, erger nog de Angelen en Saksen zijn verder gegaan en hebben Amerika, Australie en tal van andere landen veroverd....

Het is ook verbazingwekkend dat er geen enkele Keltische woord in het Engels zit behalve misschien 3 woorden



Ifri

#2
Het merkwaardige aan Engeland is dat de invallende Germaanse stammen zich niet hebben aangepast aan de Britten en de Keltische taal niet hebben aangenomen,

De Engelsmannen hebben dan Ierland en al de andere Keltische streken onderdrukt

De andere Germaanse stammen daarentegen zoals de Westgoten, Franken en andere talrijke Germaanse stammen hebben zich wel aangepast en hun moedertaal die zij hebben achterwege gelaten,

De Britten hebben op een gegeven moment een laatste veldslag uitgevochten en hebben dan de Angelen en Saksen een zware nederlaag toegebracht en tot staan gebracht anders was Wales en Schotland ook vroegtijdig overgegaan op het Engels  (let wel dat het Oud-Engels zeer sterk op het Duits en Nederlands leek)

De veldslag werd bij de Kelten geleid door Aurelianus, een sterke leider die misschien in veband wordt gebracht met de Legendarische Koning Arthur

Ifri

Angelsaksen

Angelsaksen is de verzamelnaam voor de verschillende Germaanse stammen die zich, na het vertrek van de Romeinen in 407, in de loop van de 5e eeuw en later, in Engeland vestigden. Hierbij werden de tijdens de Romeinse bezetting van Brittania geromaniseerde Kelten, de Romano-Britten, naar de uithoeken van het eiland verdreven. Deze werden de voorouders van de huidige bewoners van Wales en Cornwall.

Geschiedenis[bewerken]

De binnenvallende stammen waren afkomstig uit het noordwesten van Duitsland en Nederland (de Angelen en de Saksen en mogelijk ook de Friezen en Franken) en uit Denemarken (de Juten).

De Saksen vestigden zich in het zuiden van het land, de Juten in het zuidoosten (Kent), de Angelen namen het grootste gebied in: het midden en noorden.





De beroemde paradehelm, die werd gevonden in Sutton Hoo en waarschijnlijk toebehoorde aan Rædwald van East Anglia rond 625. De helm is gebaseerd op het Romeinse paradehelmontwerp (uit de klasse van de spangenhelm) en heeft versieringen, zoals die kunnen worden gevonden op Zweedse helmen uit dezelfde tijd, die werden gevonden in Gamla Uppsala (Collectie van het British Museum)
Na verloop van tijd ontstond een aantal kleine koninkrijken, die elkaar de hegemonie betwistten. Om redenen van overzichtelijkheid worden meestal alleen de zeven invloedrijkste genoemd onder de betiteling heptarchie: Kent, Sussex, Wessex, Essex, Northumbria, East Anglia en Mercia.

Eind 6e eeuw lag het overwicht bij Kent. Paus Gregorius de Grote bevorderde via Augustinus van Canterbury de kerstening van de Germaanse stammen. Dit leidde in 597 tot de bekering van koning Ethelbert van Kent. Vervolgens nam Northumbria de positie van het leiderschap over. Koning Edwin van Northumbria liet zich in 627 dopen, waarna York de zetel werd van een nieuw bisdom en een kathedraalschool.

Geleidelijk aan ging de hegemonie over naar Mercia onder koning Ethelred van Mercia. Dit koninkrijk verwierf grote macht onder koning Ethelbald en met name koning Offa. De laatste bleef vooral bekend door de grensdam die hij bouwde aan de grens met Wales (Keltisch gebied): Offa's Dyke.

Na Offa kreeg het koninkrijk Wessex de overhand. Koning Egbert (802-839) werd door Northumbria en Mercia erkend als bretwalda (een benaming voor de primus inter pares en daarmee in feite heerser over heel Brittannië). Na hem begonnen de invallen van de Denen (ook wel Vikingen of Noormannen) en ten tijde van koning Alfred de Grote hadden zij een groot deel van het land in handen. Alfred wist via een belangrijke overwinning in de slag bij Edington in 878 een vrede te bereiken waarbij Wessex verder buiten schot bleef, maar het noord-oosten aan de Denen moest worden gelaten. Het door de Denen beheerste gebied stond later bekend onder de naam Danelaw.

Alfreds opvolgers, zijn zoon Eduard de Oudere en diens zoon Athelstan, wisten de Denen te bedwingen en hun gezag uit te breiden. Onder koning Edgar (959-975) bereikte het Angelsaksische rijk een hoogtepunt. De aanvallen van de Noormannen hielden op en de bevolkingsgroepen vermengden zich onderling.

Aan het eind van de 10e eeuw hervatten de Denen hun aanvallen. Zij konden enige tijd afgekocht worden door de betaling van het zogenaamde Danegeld, maar in 1016 werd de Deense koning Knoet ook koning van Engeland. Na de koningen Harold I en Hardeknoet volgde in 1042 het herstel van de overheersing door Wessex onder koning Eduard de Belijder. Daarna nam de Normandische invloed toe, wat uitliep op de Normandische verovering van Engeland door Willem de Veroveraar in 1066.

Ifri




Nadat in 406 de Germanen de Rijn waren overgestoken, werden in Britannia eerst Marcus, toen Gratianus en uiteindelijk Constantijn III tot keizer benoemd. Deze laatste vertrok naar Gallia om zijn troon te claimen en de invasietroepen te bestrijden, met medeneming van de meeste troepen.

De Britten, zo stelt historicus Zosimus, waren in 409 in opstand gekomen tegen de Romeinen. Wat dit precies inhoudt, is onduidelijk. Sommige historici houden het op een grootschalige boerenopstand, zoals die ook in Armorica plaatsvond. Anderen zien er slechts een opstand tegen Constantijn III en zijn aanhangers in, terwijl weer anderen ervan uitgaan dat het centrale gezag in Brittania wegviel, en de regionale en lokale bestuurders de heerschappij overnamen. De ontstane situatie werd formeel gemaakt door keizer Honorius, die in 410 de Britten meedeelde dat zij zelf voor hun verdediging zorg moesten dragen - vanuit Rome zouden geen troepen meer gestuurd worden.

De twee eeuwen die volgden gelden wel als de 'donkere eeuwen' van de Britse geschiedenis; er is zeer weinig over bekend. Duidelijk is wel dat de Britten opnieuw leden onder invallen van hun buren. Naar het schijnt werden er als bescherming tegen de Picten en de Schotten Angelsaksische huurlingen aangetrokken. Deze kwamen echter al spoedig in opstand, en trokken plunderend en verwoestend door het land. Bronnen geven Vortigern als de naam van de Britse koning, Hengest als die van de Angelsaksische leider.

Onder Ambrosius Aurelianus gingen de Britten in de tegenaanval, en na een fiks aantal veldslagen, waarvan de Slag bij Mons Badonicus de bekendste en belangrijkste was, wisten zij te zegevieren. De Angelsaksen werden teruggedreven naar hun eigen gebied in het oosten van het eiland. Een andere bekende naam uit deze strijd is die van koning (meer waarschijnlijk legerleider) Arthur. De exacte datum van deze gebeurtenissen is niet bekend, maar Mons Badonicus moet vermoedelijk ergens rond 500 worden geplaatst. De Britten werden in deze tijd geregeerd door een aantal regionale koningen.



Britannia reges habet sed tyrannos - Britannia heeft koningen, maar het zijn tirannen - Gildas



In 549 werd Brittannië getroffen door een pestepidemie, en later in de eeuw begonnen de aanvallen van de Angelsaksen opnieuw. Een eerste grote Angelsaksische overwinning was in 571, waarmee ze Limbury, Aylesbury, Benson en Eynsham veroverden. In de zevende eeuw ging de verovering van Brits gebied door Angelsaksische rijken als Northumbria, Mercia en Wessex verder. Van Edwin van Northumbria wordt gezegd dat hij zo ver in Brits gebied doorstootte dat zelfs Anglesey en Man onder zijn gezag vielen. In 633 werd hij echter verslagen door een verbond tussen de Britse koning Cadwallon van Gwynedd en de Angelsaksische koning Penda van Mercia. Cadwallon leek Northumbria veroverd te hebben, maar het volgende jaar werd hij zelf verslagen, en sneuvelde.

In deze en latere tijden noemt men de bewoners van de Keltische rijken niet meer Britten maar Welsh, hoewel het door hen bewoonde en beheerste gebied groter is dan het huidige Wales: Ook Dumnonia (Devon), Kernow (Cornwall), Rheged (Cumbria) en Strathclyde (zuidwest Schotland) waren nog Welshe rijken.



Voor de verdere geschiedenis zie Angelsaksen


Religie[bewerken]

Brittania werd grotendeels gedurende de vierde eeuw gekerstend, en ten tijde van Patricius en Gildas lijken er van het oude Keltische geloof dan ook geen van belang zijnde sporen meer over. Wel was het christendom in Britannia soms verschillend van de orthodoxie elders. Zo was Pelagius waarschijnlijk van Britse afkomst, en hoewel hij voornamelijk in de mediterrane wereld actief was, was het ook in Britannia dat zijn leer (het Pelagianisme) het langst van invloed bleef.

Gedurende latere eeuwen zou het christendom zich op de Britse eilanden, overigens vooral in Ierland door de afgelegenheid min of meer zelfstandig ontwikkelen, waardoor het zogenaamde Keltische christendom ontstond.

Bronnen[bewerken]

Een belangrijke eigentijdse bron over de Donkere Eeuwen is Gildas, die rond 550 als proloog op zijn De Excidio et Conquestu Brittannie een overzicht van de geschiedenis geeft. Overige eigentijdse bronnen (zoals de Byzantijnse geschiedschrijver Procopius, de levensbeschrijving van Sint Germanus en enkele brieven van Sint Patrick) geven meestal slechts enkele sporadische gegevens. Latere bronnen zijn onder andere Beda, de Anglo-Saxon Chronicle en de Historia Britonum. De betrouwbaarheid van deze bronnen, voor zover ze over een dergelijk ver verleden spreken, is echter twijfelachtig. Archeologische vondsten uit deze periode zijn ook relatief schaars, en bovendien, vanwege het ontbreken van munten, moeilijk dateerbaar.