De regering-Ibrahim moest, of ze wilde of niet, het neerslaan van de Rifopstand accepteren. Ze had immers geen enkele zeggenschap over het leger. Bovendien wilde ze vooral haar economiese programma uitvoeren, dat haar positie onder de arbeiders in de steden zou moeten versterken. Diouri schrijft dat er 8000 doden zijn gevallen en duizenden gewonden, toen 10.000 soldaten onder leiding van generaal Oufkir in pantserwagens en gesteund door militaire vliegtuigen, bestuurd door Amerikaanse piloten, de Rif uitkamden. De regering-Ibrahim, die een linkse signatuur had, werd gevormd op een moment dat het land te maken had met opstanden, met een economiese crisis en met onrust in de steden. Door de benoeming van een links kabinet probeerden de conservatieve krachten twee vliegen in een klap te slaan. Het paleis wilde enerzijds gebruik maken van de kontakten met en het vertrouwen in de regering-Ibrahim onder opstandige delen van het volk. Anderzijds kon bij hardhandige onderdrukking van het verzet door het leger de schuld bij deze progressieve regering gelegd worden, wat uiteindelijk het krediet dat de progressieven onder de bevolking hadden, sterk zou doen afnemen. Binnen de Istiqial leidden de Rifopstanden, die politiek gezien een offensief van de MP tegen de Istiqial betekenden, tot felle discussies over de manier waarop dit offensief verslagen moest worden. Deze onenigheid was de directe aanleiding tot splitsing van de Istiqial. Centraal hierbij bleef de eis van de linkervleugel van de Istiqial, dat de regering autonoom diende te zijn en dat ze de controle over de politie en het leger zou moeten hebben. Dit was een van de belangrijkste Voorwaarden om een sterke eenheidspartij te vormen(een gedachte die allang leefde bij de leiders van de partij) en zo haar programma ook daadwerkelijk te kunnen uitvoeren. De linkervleugel zag echter de bourgeoisieleiders steeds meer toegeven aan de druk van het Paleis. Binnen de partij betekende dit de strijd van de leiders van de linkervleugel (Ben Barka, Bouabid, Ibrahim, Basri, Youssefi, Ben Seddik) tegen de invloed van de Fasi-leiders (van wie Alal el-Fasi de belangrijkste was). De strijd om de indamming van de macht van de monarchie en tegen de traditionele leiders van de partij werd echter door de linkervleugel verloren. In januari 1959 trad er een splitsing op. De groep die de belangen van de bourgeoisie verdedigde, bleef voortbestaan onder de oude naam Istiqial. De progressieve krachten verenigden zich in de Union des Forces Populaires (UNFP). Zo werd, zoals we hebben gezien, het leger tijdens deze regeringsperiode ingezet tegen de bevolking van de Rif. Dit gebeurde nog een keer tegen opstandelingen onder leiding van kaid Ben Bachir Ben Thami in Beni Mellal. Deze kaid behoorde tot de UNEP en was vroeger lid van de Resistance geweest. De versies over de directe aanleiding tot deze revoltevari'eren. In ieder geval vermoordde hij de commissaris van politie en vluchtte met aanhangers de bergen in. Deze opstand duurde vier weken en werd door vijf andere kaids gesteund.
Het leger onder leiding van kroonprins Hassan maakte er een einde aan. Deze gebeurtenis betekende tevens, dat de UNFP-regering lijdelijk moest toezien dat het leger ingreep tegen haar politieke medestanders. Ditzelfde gebeurde nogmaals bij een door de UMT georganiseerde algemene 24-uursstaking gericht tegen de oprichting van een tegenvakbond, De Union Generale des Travaileurs Marocains (UGTM) door de conservatieve Istiqial, op 25 maart 1960. Het Paleis verbood deze staking en liet in Casablanca 230 mensen arresteren en in Rabat 30. Dit terwijl minister-president Ibrahim en de minister van Economiese Zaken Bouabid zich solidair met de stakers verk1aarden.
http://members.lycos.nl/RIFLAND/RIFREBELLIE.htm