In de Amazigh cultuur staat "Tamẓa," ook wel bekend als "Thamẓa," bekend als een mythische figuur. Deze figuur komt vooral voor in de verhalen van de Riffijnen, maar vergelijkbare verhalen zijn te vinden bij andere Imazighen in Noord-Afrika, zoals de Imazighen in Libië.
Volgens de legende is Tamẓa een vrouw die mannen verleidt om haar grot binnen te gaan, waar ze hen vervolgens opeet. In de overleveringen van de Riffijnen wordt gesproken over Tamẓa als de vrouw van Amẓiw, en ze wordt beschouwd als nog angstaanjagender dan haar man Amẓiw. Volgens de overleveringen waren zowel Tamẓa als Amẓiw menseneters, maar ze hebben de streek van de Riffijnen lang geleden verlaten.
Volgens de verhalen van David Hart kon Tamẓa zich in een mooie vrouw veranderen om mannen naar haar grot te lokken, waar ze hen opat. Volgens David Hart is de enige herinnering aan Tamza de rots van Tamẓa (Aẓru n temẓa), die zich bevindt in Egzennayen, en meer specifiek in Iḥrucen. Deze rots is vernoemd naar Tamẓa vanwege de bewerking ervan tot de vorm van het hoofd van Tamẓa.
Carleton S. Coon was de eerste onderzoeker die aandacht besteedde aan de zogenaamde Rots van Tamẓa (Aẓru n temẓa) en maakte deze bekend bij niet-Riffijnen. Later stelde Coon dat Tamẓa afkomstig was van de primitieve Bachmans, die naar het zuiden werden verbannen en zich vestigden in het gebied waar de Riffijnen wonen, zoals David Hart beschreef.
In de verhalen rond Tamẓa speelt het personage Ḥemmu vaak een avontuurlijke rol. Tamẓa probeert Ḥemmu te verleiden door zich voor te doen als een onschuldige vrouw, maar Ḥemmu is slimmer en weet haar met zijn slimme ideeën te overtreffen.
Volgens de legende is Tamẓa een vrouw die mannen verleidt om haar grot binnen te gaan, waar ze hen vervolgens opeet. In de overleveringen van de Riffijnen wordt gesproken over Tamẓa als de vrouw van Amẓiw, en ze wordt beschouwd als nog angstaanjagender dan haar man Amẓiw. Volgens de overleveringen waren zowel Tamẓa als Amẓiw menseneters, maar ze hebben de streek van de Riffijnen lang geleden verlaten.
Volgens de verhalen van David Hart kon Tamẓa zich in een mooie vrouw veranderen om mannen naar haar grot te lokken, waar ze hen opat. Volgens David Hart is de enige herinnering aan Tamza de rots van Tamẓa (Aẓru n temẓa), die zich bevindt in Egzennayen, en meer specifiek in Iḥrucen. Deze rots is vernoemd naar Tamẓa vanwege de bewerking ervan tot de vorm van het hoofd van Tamẓa.
Carleton S. Coon was de eerste onderzoeker die aandacht besteedde aan de zogenaamde Rots van Tamẓa (Aẓru n temẓa) en maakte deze bekend bij niet-Riffijnen. Later stelde Coon dat Tamẓa afkomstig was van de primitieve Bachmans, die naar het zuiden werden verbannen en zich vestigden in het gebied waar de Riffijnen wonen, zoals David Hart beschreef.
In de verhalen rond Tamẓa speelt het personage Ḥemmu vaak een avontuurlijke rol. Tamẓa probeert Ḥemmu te verleiden door zich voor te doen als een onschuldige vrouw, maar Ḥemmu is slimmer en weet haar met zijn slimme ideeën te overtreffen.