-menu

Toon bijdragen

Deze sectie stelt je in staat om alle bijdragen van dit lid te bekijken. Je kunt alleen de bijdragen zien waar je op dit moment toegang toe hebt.

Toon bijdragen-menu

Berichten - student1980

#1
Literatuur / De mannen achter Driss Tafersiti
12/06/2010 om 10:29:04
Door Paul Steenhuis

Lezers van NRC Handelsblad kozen eind 2009 het feuilleton van Driss Tafersiti op de Achterpagina, over een Marokkaanse gastarbeider die in Nederland bleef, als het ‘beste’ dat dat jaar in de krant verscheen. Afgelopen week eindigde de serie en is een uitgebreide versie van het feuilleton in boekvorm verschenen, onder de titel Ik, Driss.

 
Het is nu wel tijd dat het hoge woord er uit komt. Sommige lezers vermoeden al iets. Zo schreef Annelies Mooij: „Beste redactie, als ik op donderdag de krant van de deurmat opraap, denk ik: ‘O leuk, vandaag Driss’ en als eerste lees ik de Achterpagina om dan met een opgewekt gevoel verder te gaan. Ik weet niet of Driss Tafersiti bestaat op de manier zoals hij hier de situatie beschrijft. In elk geval ben ik al weken van plan hem te laten weten hoe vrolijk dit wekelijkse feuilleton mij steeds weer maakt. Het vergroot je geloof in het mensdom.”
 
Hopelijk is dit geloof van de lezeres, en de talloze andere fans van Driss die fanmail aan de redactie stuurden, niet al te zeer geschokt als we hier onthullen dat Driss Tafersiti niet bestaat. Driss is het pseudoniem van twee jonge Nederlandse schrijvers met een Marokkaanse achtergrond, Asis Aynan (Haarlem, 1980) en Hassan Bahara (Teroua n' Aït Izou, 1978). Beide jonge schrijvers meldden zich begin 2009 bij de redactie van de Achterpagina. Ze wilden ‘het nog niet vertelde verhaal van de gastarbeider in Nederland’, ‘de droom van onze vaders’ een stem geven, door het verhaal over Driss Tafersiti onder pseudoniem te schrijven.
 
Nu is het gebruik van schuilnamen en aliassen in de journalistiek problematisch, en als regel in NRC Handelsblad verboden. Maar er zijn uitzonderingen -- ondermeer in het literaire genre, of journalistiek literaire genre, zoals de column en het feuilleton. En omdat de Achterpagina er ook is voor het literaire experiment, stemde de hoofdredactie toe. En zo verscheen op 29 april 2009, de eerste aflevering van het feuilleton over Driss, die een grote lezersschare veroverde.
 
Driss kennen we inmiddels. Maar wie zijn Asis Aynan en Hassan Bahara? Tijd voor een kort vraaggesprek met Aynan, die debuteerde in 2007 met de verhalenbundel Veldslag en andere herinneringen, over zijn ‘katholieke-islamitische-berberjeugd’ in Haarlem, en Bahara, die in 2006 debuteerde met de roman Een verhaal uit de stad Damsko. Hoe kwamen jullie er bij om het feuilleton over Driss Tafersiti te schrijven? Aynan: ,,Hassan en ik vonden dat het eigenlijk een gemiste kans was, dat tweede -generatie schrijvers nooit over de eerste generatie gastarbeiders geschreven hadden; over onze ouders, meestal ongeletterde of laaggeletterde Marokkanen. Toen zeiden we: hoezo gemiste kans, laten we dat zelf doen.
 
Bahara: „De verhalen die onze vaders ons vertelden over hun eerste jaren in Nederland, die waren vaak om je te bescheuren. Het gaf zo’n ander beeld dan het cliché van de gastarbeider die in Nederland in klein hok woonde, vies werk deed en in het weekend doodziek van heimwee in zijn bed lag.  Onze vaders waren niet zielig maar energieke, levenslustige jongemannen die niet alleen naar Nederland kwamen om geld te verdienen, maar ook om er in alle vrijheid hun jeugd te kunnen vieren.”
Jullie wilden geen zielige Driss...
 
A: „Nee. Dat had ook te maken met de negatieve sfeer in het land. Er valt genoeg op die generatie gastarbeiders af te dingen. Maar wij wilden de andere kant laten zien. We wilden er een feelgood verhaal van maken. Een droom over hoe onze vaders zich ook hadden kunnen ontwikkelen.”
B: ,,Het is geen geheim dat veel van de eerste generatie gastarbeiders nu een ietwat kwijnend bestaan lijden in de marge. Als kind van deze mannen is het vaak pijnlijk om ze over straat te zien sloffen, ze zijn ontheemd, doelloos, vervreemd van alles en iedereen. Ze kwamen naar Nederland en waren in het begin vol energie en goede moed, maar ergens liep het mis. Ons feuilleton is geen politiek-maatschappelijke analyse van deze tragiek, maar we hebben wel zo onze ideeën hoe dit voorkomen had kunnen worden. Daarom hebben we van Driss iemand gemaakt die open staat voor de Nederlandse samenleving.”
 
Is Driss op ware personen gebaseerd?
 
A: „Ik ben opgeroeid in Haarlem, als een van acht kinderen. Mijn vader werkte daar in een fabriek, en heeft ook een tijdje als scholstapelaar gewerkt, om bij te verdienen, in IJmuiden, net als Driss. Ik ken die omgeving. Als we Driss in Amsterdam-West hadden laten wonen, had iedere lezer het plaatje al van te voren ingevuld.”
 
B: ,,Voor de meeste feuilletonverhalen die zich op de visafslag afspelen, hebben we grif gebruik gemaakt van de ervaringen van Asis’ oom, die ook op de IJmuidense visafslag heeft gewerkt. Vaak belden we hem tijdens het schrijven op om te vragen welke soorten vis er werd verkocht, om bepaald jargon uit te leggen. Ook voor Driss’ schoolcarrière hebben we rijkelijk geput uit de ervaringen van Asis’ oom.  Andere dingen, zoals het pension van generaal Franco, dat is een verhaal dat Asis’ vader hem heeft verteld. Maar verder hebben we meer de sfeer van avontuur van die tijd willen herscheppen, niet zozeer de verhalen van onze vaders navertellen.”
 
Bestaat Driss echt?
 
A: ,,Driss Tafersiti is de naam van een personage uit een verhalenbundel van Marokkaanse berber-verhalenverteller Mohammed Mrabet , The Beach Cafe & The Voice. Die naam is blijven hangen.
 
B: ,,Tijdens onze research in Haarlem kwamen we in een café een jongen tegen van een Marokkaanse vader en een Nederlandse moeder, die nog altijd samen zijn, zoals Driss en Jolanda. En die vader kwam uit de streek Tafersiti...”
Waarom werkten jullie onder pseudoniem?
 
A: ,,Het gaf ons de vrijheid dit verhaal ongestoord om te schrijven. Het was onze geheime boomhut.''
B: ,,Simpel: omdat iedereen weet dat wij geen gastarbeiders zijn. Ik geloof ook niet dat wij de lezer voor de gek hebben gehouden, omdat wij echt vanuit Driss de gastarbeider dachten en schreven, zelfs als hij zijn mails beantwoordde. Driss is wellicht niet van vlees en bloed, maar op papier en in onze gedachten is hij niet minder echt dan om het even wie. Dat is echt geen artistiekerige aanstellerij, Driss is zo’n geconcentreerde samenballing van verhalen die we hebben gehoord en mensen die we hebben gekend dat hij zelfs een gezicht en een stem in mijn hoofd heeft gekregen. Qua gezicht lijkt hij erg veel op de jongen op de kaft van het Ik, Driss-boek dat we nu gemaakt hebben, en zijn stem is zacht, vriendelijk, hij heeft een licht accent en er klinkt veel innerlijke beschaving door.”  
 
Of er nog een vervolg komt op Driss' feuilleton, is nog niet bekend. Aynan en Bahara werken aan nieuwe projecten. Aynan ondermeer aan de mede door hem opgezette Berber-bibliotheek, een project dat hij samen met vertaalster Hester Tollenaar en uitgeverij Athenaeum - Polak & Van Gennep doet: niet vertaalde klassiekers uit de Noord-Afrikaanse berberliteratuur worden in het Nederlands vertaald. En Aynan en Bahara zullen regelmatig op de Achterpagina  blijven schrijven. 
 

Ik, Driss van Driss Tafersiti (pseudoniem van Asis Aynan en Hassan Bahara) is verschenen bij uitgeverij Atlas

 

Bron: NRC HANDELSBLAD, 12 JUNI 2010

www.drisstafersiti.nl

www.ikdriss.nl


#3
21 mei 2010 ~ Bibliotheektheater Rotterdam. Inloop 19.30 uur. Entree gratis. Hoogstraat 110 ROTTERDAM

Vrije Geluiden

Literaire avond met Kader Abdolah, Asis Aynan en het gezamenlijk muziekproject van Imetlaa en NL Mundo. Het zijn barre tijden voor de voorstanders van een open, toegankelijker en participatieve maatschappij gebaseerd op respect voor diversiteit in alle opzichten. Met het programma Vrije Geluiden creëren Vereniging Tilelli en Kosmopolis Rotterdam, verenigingen Timazighin Nederland en Bades, een podium voor sprekers, artiesten en muzikanten die hun eigenzinnige stem toevoegen aan het publieke debat in Nederland, verder dan enige conventies, hokjesdenken of gevestigde moraal.

Naast de lezing “Vrije Geluiden” van de schrijver Kader Abdolah wordt een gesprek gevoerd met het publiek onder leiding van de presentator Asis Aynan. Muziekgroepen Imetlaa en de flamencogroep NL Mundo zorgen voor de muzikale omlijsting op deze avond. De tentoonstelling RifTour, ingebouwd in een speciale bus geparkeerd voor de deur van het Bibliotheektheater, is vanaf 12.00 uur gratis te bezichtigen.

RifTour

De RifTour is een reizende tentoonstelling met foto’s, verhalen en liedjes van en over Marokkaanse gastarbeiders die veertig jaar geleden naar Nederland kwamen. Als onderdeel van de RifTour vertoont filmmaker en kunstenaar Daniela Swarowsky haar documentair “Messages from Paradise #2”. Dit project geeft in filmbeelden een indruk van het idee dat jongeren hebben over migratie. Bezoekers krijgen gelegenheid te reageren op de film.

De Nederlandse mierenhoop

Kader Abdolah is het schrijvers pseudoniem van de Iranese balling Hossein Sadjadi Ghaemmaghami Farahani ( Iran, 1954). In 1993 debuteert Kader Abdolah met de verhalenbundel De Adelaars, die meteen wordt bekroond met de het gouden Ezelsoor. Op

zijn columns in de Volkskrant bespreekt hij op eigenzinnige wijze de actualiteit. Steeds persoonlijk, steeds vanuit het perspectief van de verbaasde, soms geïrriteerde of juist milde buitenstaander port hij met een stokje in de Nederlandse mierenhoop.Vertalingen van zijn werk zijn verschenen in Engeland, Italië, Spanje, Denemarken, Noorwegen, Zweden, Israël, Turkije en Bosnië.


Wanneer flamenco- en Amazigh (Berber)musici elkaar ontmoeten, ontstaat er een mooi amalgaam van verwante melodieën en ritmes. En dat geldt zeker voor het samenwerkingsverband van de Marokkaanse Amazigh groep Imetlaâ en de Nederlands/Spaanse flamencogroep NL Mundo. Imetlaâ speelt de traditionele Amazigh-muziek uit de Rifstreek; zij zingen de Izran, liederen over de liefde, heldendaden en alledaagse maatschappelijke gebeurtenissen. NL Mundo is het geesteskind van gitarist Johan Frauenfelder. Samen brengen de groepen een goed uitgebalanceerde mix van Andalusische en Amazigh melodieën en ritmes. Deze crossover van stijlen is zeer geslaagd te noemen en levert Nederlandse wereldmuziek van niveau op!

Vrije Geluiden is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage van de Stichting Bevordering van Volkskracht, Kosmopolis Rotterdam en G. Ph. Verhagen-Stichting en de medewerking van de Centrale Bibliotheek Rotterdam.
#4
Muziek / Re: Sallam Rifi - Inya zi tiyara
09/02/2010 om 16:27:11
Citaat van: Azjdhiedh op 09/02/2010 om 15:37:27
http://www.speedyshare.com/files/20841116/Sellam_Ariffie_-_Arif_nesh_i3izen.wma

Dit is het nummer, veel luisterplezier!
Thanks. Zou je ajb als mp3 kunnen downloaden, dan kan ik het op m'n Iphone afspelen.
#5
Muziek / Re: Sallam Rifi - Inya zi tiyara
09/02/2010 om 09:16:19
Citaat van: Azjdhiedh op 08/02/2010 om 23:50:02
Ik als grote Sellam Ariffie liefhebber :D heb dat nummer.
Het enigste probleem is hoe moet ik het hier op de site krijgen?

Beste Azjdhiedh, Als je naar http://www.speedyshare.com gaat dan kun je daar het nummer uploaden. Vervolgens hier de link plaatsen. Tanemiert.
#6
Muziek / Re: Sallam Rifi - Inya zi tiyara
08/02/2010 om 22:37:31
Citaat van: Hamouch op 08/02/2010 om 22:31:08
Ik heb wel een nummer van hem dat heet: Lillah Yatiyara

Denk dat je dit bedoelt. Laat me weten of het dit is dan zet ik het op internet.
Hoi Hamouch, komt het overeen met de tekst van het YouTube nummer van hier boven? Maar plaatst het sowieso. Thnx!
#7
Muziek / Re: Sallam Rifi - Inya zi tiyara
08/02/2010 om 15:59:44
#8
Muziek / Re: Sallam Rifi - Inya zi tiyara
08/02/2010 om 10:13:21
.
#9
Muziek / Sallam Rifi - Inya zi tiyara
07/02/2010 om 19:26:29
Heeft iemand het nummer 'Inya zi tiyara' van Sallam? Alvast bedankt!!!
#10
Citaat van: Bades op 01/02/2010 om 19:42:20



nog 1x: Alle Imazighen en toch zeker de Riffijnen zijn verplicht wat te betekenen voor Boujemaa.  

ucinnan nec d Uwayagher? trahed thannid di taqubbanect u re3qer itah itenqisac ;)
Bades, mijn bijdrage zal snel komen. Goede actie!
#11
@Rebel: het is een uitgeverij in Amsterdam met de naam  Uitgeverij Athenaeumâ€"Polak & Van Gennep. Kijk op http://www.uitgeverijathenaeum.nl
#12
Er zullen alleen romans worden uitgegeven. Ik begrijp de behoefte naar historische geschriften, maar we hebben voor het verhaal gekozen. Ik ken het boek van de vrouw van D. Hart niet. Wat is de titel? Maar zij zal niet vertaald worden, want alleen schrijvers met Berberachtergrond zullen in de Bibliotheek opgenomen worden.
#13
Het Parool

16 januari 2010 zaterdag

Berberliteratuur bij Polak & Van Gennep

DOOR LOES DE FAUWE


Athenaeum - Polak & Van Gennep uit Amsterdam geeft literatuur uit Marokko, Algerije en Tunesië uit.
Volgend jaar verschijnt de Berberbibliotheek, een reeks van tien klassiekers uit de zogeheten Maghreblanden. De verschijning van de eerste titel, van Mohammed Khair-Edine, staat gepland voor januari 2011.
De Berberbibliotheek is een initiatief van schrijver en columnist Asis Aynan en vertaalster Hester Tollenaar. Veel Marokkaanse Nederlanders hebben hun wortels in de Berbercultuur, maar de literatuur uit de Maghreblanden is nog grotendeels onbekend in Nederland, zegt Asis Aynan: Als kind miste ik die boeken al in de bibliotheek, maar naarmate je ouder wordt, mis je dat steeds meer. Datzelfde hoorde ik van Marokkaanse en Algerijnse, maar ook van Nederlandse vrienden. Die zijn ook geïnteresseerd.
Aynan en Tollenaar benaderden Polak & Van Gennep en het was, aldus Aynan alsof ze op ons zaten te wachten . We kwamen precies op het goede moment.
De reeks bestaat uit boeken van auteurs met een Berberachtergrond, zoals Mohammed Khaïr-Eddine, Tahar Djaout, Taos Amrouche, Khateb Yacine en Mohammed Choukri. Nederlandse auteurs, onder wie Abdelkader Benali en Hassan Bahara, schrijven een voorwoord bij de boeken.
   


#14
Bio's gasten:

Mohammed Benzakour
(Marokko, 1972) werd door wijlen Martin van Amerongen ‘de enige Reviaan van Marokkaanse origine’ genoemd. Met kennis van zaken en humor werpt Benzakour steeds nieuw licht op bestaande opvattingen. Geboren in het Rifgebergte kwam hij als peuter naar Zwijndrecht. Hoewel hij talent had voor voetbal, struinde hij liever door de Biesbosch met Slauerhoff of Nescio in zijn binnenzak. Tijdens zijn studie sociologie en bestuurskunde werd hij lid van de Zwijndrechtse gemeenteraad voor de PvdA. Na korte uitstapjes in de Tweede Kamer en de ambtenarij ontdekt hij in 1998 zijn schrijverstalent als zijn eerste opiniestuk in NRC Handelsblad wordt geplaatst. Hij vindt het tijd om af te rekenen met de ‘veilige, tot snot gekookte spruitjescolumnistiek’. De columns die daarna volgen in o.a. Contrast en de Volkskrant doen regelmatig veel stof opwaaien en verschijnen later in de bundels Osama’s Grot, Allah, Holland en ik (2005) en Stinkende heelmeesters (2008).

Naima Albdiouni
(Antwerpen, 1981) beschrijft in haar eerste roman Voyeur (2009) het harde leven in Tanger, waar traditionele en arme Marokkanen en in het Westen opgeleide rijke en vrije landgenoten moeizaam samenleven. Iedereen praat honderduit, maar niemand communiceert echt en iedereen oordeelt over alles wat anders is. Hoofdpersonage is Abdullah, die is vrijgelaten uit de beruchte woestijngevangenis Lmart. Een van de vragen die centraal staan in de roman is of de mens wel zo vrij is als hij denkt te zijn. Albdiouni debuteerde met het veelgeprezen verhaal ‘F’, dat verscheen in de verhalenbundel Gelezen en goedgekeurd en ze publiceerde eigenzinnige columns in De Standaard onder de titel Te Naima of te laten. Voor De Buren schreef ze een radioboek dat ze zelf voorlas. Albdiouni is vertaalster Frans en Spaans en verbleef tijdens haar studie lange tijd in Spanje en Marokko.

Ali Amazigh
(Nador, 1960) debuteerde in 2009 met de tweetalige poëziebundel Opkomst/Anqar. De gedichten van Ali Amazigh, die als Ali Oulad Saddiq in Marokko werd geboren, zijn geschreven in het Tifinagh, het Berberschrift. Op school was het echter verboden om deze taal (het Tamazight) te spreken en te schrijven, wat hij als een belemmering voor z’n ontwikkeling ervoer. “Wij voelden ons belazerd dat de leraar die buiten gewoon onze taal sprak in de klas Arabisch sprak”, zei hij daarover in een interview met Amazightv. Hij is echter positief over de huidige ontwikkelingen. “Nu zijn we gelukkig vrij om het Tamazight te praten.” Begin jaren zeventig luisterde hij veel naar geëngageerde Amazigh-muziek en besloot Ali Amazigh te gaan schrijven. In 1974 verhuisde hij naar Nederland, maar hij bleef geïntrigeerd door zijn moedertaal. Veertig van zijn gedichten, waarin hij vooral de cultuur van zijn voorvaderen bezingt, zijn nu door taalkundige Khalid Mourigh in het Nederlands vertaald.

#15
Une fondation mort-née, une oeuvre pillée, un legs en proie à l’oubli : l’héritage de Mohamed Choukri est en danger, depuis la mort de l’écrivain en novembre 2003. Ce qui pose la question de la mémoire culturelle dans notre pays.


Que reste-t-il aujourd’hui du patrimoine (im)matériel de Mohamed Choukri ? Pas grand-chose, ou si peu. Peu avant sa mort, le 15 novembre 2003, l’écrivain tangérois avait déclaré qu’il désirait qu’une fondation porte son nom. D’atermoiements en renoncements, le souhait   

de l’écrivain s’est transformé en vÅ"u pieux. Pourtant tout était là. Choukri avait signé les statuts de la fondation et choisi ses présidents : un quintet brillant, pensait-il, formé de Mohamed Achâari, alors ministre de la Culture, Hassan Aourid, Abdelhamid Akkar, Hassan Nejmi et Mohamed Berrada. Aussi, Achâari et Aourid s’étaient déplacés au musée de la kasbah qui devait accueillir la structure. “Dans l’esprit de Choukri, les bénéfices de sa fondation auraient servi à financer le prix du meilleur roman, de la nouvelle et de la pièce de théâtre, les trois genres qu’il avait pratiqués”, explique Tarik Slaïki, éditeur à Tanger et proche de l’auteur. Choukri aurait apporté une petite mention quelques mois avant sa mort au précieux document, souhaitant qu’une pension mensuelle soit versée à sa fidèle femme de ménage, Fathiya.

Une Å"uvre disséminée
En 2006, un article paru dans ces mêmes colonnes avait tiré la sonnette d’alarme quant à l’enlisement du projet. Aujourd’hui il est enterré et avec lui la dernière volonté de Choukri. Le dramaturge Zoubeir Benbouchta, ami de Choukri et auteur d’un livre d’entretiens, a suivi l’affaire de près : “La fondation n’a jamais été créée réellement. Choukri a certes choisi les personnes mais dans un cadre cordial, pas officiel. Le papier sur les statuts existe mais n’a pas de valeur juridique”. Il y a quatre ans, ce document s’est volatilisé. Mieux, parmi les membres de la fondation, certains arguent qu’il contrevient à la loi marocaine et musulmane : Choukri, atteint d’un cancer, n’ayant pas fait de don de son vivant. Une question taraude Roberto de Hollanda, agent littéraire de Choukri depuis 20 ans : “Si ces personnes savaient que ce document n’a aucune valeur, pourquoi ont-ils laissé Choukri croire le contraire ?”
Avant cela, le romancier avait été séduit, en 2001, par l’idée d’un musée Choukri à Asilah. “Le musée aurait été situé dans l’enceinte de la bibliothèque Bandar Ben Sultan, son entrée aurait été accessible à tout le monde, une sculpture en bois ou en cire de Choukri aurait accueilli les visiteurs…Choukri adorait l’idée. Mais les négociations ont capoté. Puis il n’a plus été convaincu”, raconte Rachid Amahjour, délégué à la culture à Tanger. D’autres projets ont été évoqués : faire de l’appartement de Choukri un musée, construire un espace culturel à Tétouan, etc. Mais jamais ils n’ont dépassé le stade de bonnes intentions.
Le pire pour Choukri est que cette inertie des pouvoirs publics s’est conjuguée avec un pillage de son modeste héritage. En tant qu’héritier, Abdelaziz, le frère de l’écrivain, avait pris possession des biens de Mohamed en 2005, en toute légalité. Ignorant leur valeur, il en revendit une part à des collectionneurs allemands et entreposa l’autre dans un local à Tétouan. “Choukri avait laissé des centaines de livres, des notes manuscrites, des correspondances, des peintures rares, des bibelots et plusieurs cassettes de musique de tous les styles. Il avait un côté bazariste et collectionneur”, se rappelle Ahmed Kabichi, alias Rubio, son vieux camarade de cuvée.

Famille déchirée
Dans son magazine d’investigation Grand Angle, 2M avait diffusé les tristes images de la dégradation avancée des manuscrits qui moisissent. Abdelaziz Choukri est pourtant catégorique : “Depuis six ans, je n’ai été contacté par personne pour préserver ces livres et ces tableaux qui sont toujours dans cette pièce. Ils sont menacés par l’humidité et la poussière. Qui sait ce qu’ils deviendront ?”.
Puis la famille s’est déchirée, pour des histoires de droits littéraires après la signature d’un contrat chez Sochepress. Si Roberto de Hollanda gère les traductions “européennes” de Choukri, personne n’est en mesure de démêler l’écheveau inextricable de ses éditeurs dans les pays arabes et au Maroc. De telle sorte que l’auteur est devenu aussi piraté dans son propre pays qu’un vulgaire film d’action américain. “Mohamed Choukri n’avait pas de bons rapports avec sa famille. Il craignait que ses proches ne fassent pas bon usage de son héritage”, avance Roberto de Hollanda.
L’héritage en question : 13 ouvrages, qui constituent l’Å"uvre de Choukri. Outre la trilogie Le pain nu, Le temps des erreurs et Visages, l’écrivain maudit a rédigé des pièces de théâtre et des nouvelles. Il existe aussi des trésors bien cachés, comme ces trois inédits de Choukri jamais parus à ce jour, dont disposent les frères Slaïki (Asarnakous Al-Adim, Al-Maout Al-Abqari, At-Talqa Al-Akhira). Leur édition bloque à cause de divergences avec la fratrie de Choukri. Tarik et Karim Slaïki disposent des manuscrits originaux biffés de la main de l’auteur, de quantité de lettres et de dédicaces, de photos et de témoignages d’amitié. Sans éditeur attitré de son vivant et post-mortem, l’Å"uvre de Choukri s’est disséminée, acquérant une plus grande popularité peut-être mais dépouillant l’auteur d’une réelle reconnaissance.

Il se croyait immortel…
“Mohamed Choukri a commis une erreur : il se croyait immortel”, avoue Tarik Slaïki. Zoubeir Benbouchta se fait plus précis : “Il n’aimait pas la mort, avait peur d’elle et reportait toujours la question à plus tard. Pour que son Å"uvre soit rassemblée, il devait faire un don de son vivant”. Le dramaturge, qui a bien connu Choukri, affine l’analyse : “Choukri avait une personnalité complexe : il pensait que dès la création de sa fondation, on le détrousserait. C’était sa hantise. Il voulait et ne voulait pas en même temps, se rétractait. Il était hésitant, se disant : aujourd’hui, Achâari est à la Culture, mais demain ce sera qui ? Il était un obstacle à lui-même”.
L’âpreté de la vie que connut Choukri lui donna une vision marchande, voire mercantile, de l’existence : “Pour lui, chaque chose avait un prix. Quand il donnait, il pensait recevoir. Il voyait la vie nue, sans maquillage”, précise Zoubeir Benbouchta. “Il était “bruto”. Ce qu’il pensait, il le disait sans ambages. Il avait un cÅ"ur pur et n’était ni hypocrite, ni menteur”, se souvient Ammi Driss, producteur et animateur d’émissions enfantines et proche de l’écrivain.
Mohamed Choukri était Tanger, il se confondait avec une ville dont il écrivait l’inépuisable chronique. “Tout le monde le reconnaissait dans la rue”, se rémémore Ammi Driss. “Les touristes venaient autant pour voir Tanger que pour Choukri. C’était lui le musée de la ville”, reconnaît Rachid Amahjour. On voulait découvrir cet écrivain subversif à la moustache charbonneuse et à l’aspect austère, qui travaillait dès potron-minet, alors que Tanger était encore ensommeillée, puis allait au café du Ritz, noter des pensées un verre à la main.

Un espace culturel Choukri à Tanger ?
Mais les choses semblent changer. Tanger devrait accueillir un espace culturel Choukri dans le prolongement de la galerie Mohamed Drissi, en plein centre-ville. C’est ce que nous assure Rachid Amahjour. Le ministère de la Culture a donné son feu vert et l’architecte a été désigné. “L’espace contiendra un sous-sol avec des ateliers artistiques et un rez-de-chaussée avec une salle de spectacle et une bibliothèque”, déclare Rachid Amahjour. La structure, qui a nécessité un investissement de 7 millions de dirhams, devrait voir le jour dans un an et demi. “Chaque personne ayant des effets ou des manuscrits rares de Choukri doit contribuer pour que cet espace vive”, espère candidement le délégué à la culture. Cette structure sera-t-elle une coquille vide ou insufflera-t-elle l’âme de l’auteur du Pain nu ? L’avenir nous le dira.
Heureusement, l’héritage immatériel de Choukri continue d’exister. Des initiatives privées, le plus souvent, le font briller. Ainsi, une exposition du photographe espagnol Luis de Vega sillonne le pays actuellement, elle montre l’écrivain dans les dernières années de sa vie. Clichés sur le vif de cet écorché, qui n’a pas son pareil pour décrire crûment l’univers des bas-fonds tangérois, peuplés de catins et de miséreux, de sexe et de pauvreté. Un beau-livre, L’écrivain et sa ville, de Rachid Taferssiti et Rachid Ouettassi, (éd. Zarouila, 2007) est aussi paru. Des rencontres et tables rondes se tiennent un peu partout dans le pays.

Un enjeu de mémoire
Au-delà du cas Choukri, c’est notre mémoire culturelle qui est en jeu, en proie à l’amnésie et l’oubli. Un des rares écrivains et intellectuels marocains à s’être penché sur la question est Abdellatif Laâbi. Depuis plusieurs années, Laâbi remue ciel et terre pour être entendu sur le sujet. “Il existe bien des fondations, des collectifs également, etc. Mais on ne peut pas continuer ainsi car il y’a une dispersion d’énergie”, nous dit-il dans un entretien téléphonique. Dans un texte paru il y a cinq ans intitulé Halte à l’amnésie !, Laâbi proposait la création d’un institut de la mémoire culturelle contemporaine dont le but serait de réunir le legs des écrivains, artistes, peintres, cinéastes, etc. Mais cette idée originale a fait long feu. “J’avais l’espoir que les choses allaient bouger. Malheureusement il n’y a même pas eu une mobilisation des concernés eux-mêmes”, déplore Laâbi. “Cette conscience ne s’est pas encore manifestée au Maroc. Je suis assez découragé car j’ai l’impression de prêcher dans le désert”. Et Laâbi d’ajouter : “Il y a une absence de vision s’agissant de la question culturelle (enseignement, infrastructures…) au Maroc. Le chantier n’a pas été ouvert dans la vague de démocratisation de notre pays”. Conséquence : plusieurs grands noms qui nous ont quittés depuis l’indépendance tombent peu à peu dans l’oubli : Jilali Gharbaoui, Mohamed Aziz Lahbabi, Abbes Saladi, Mohamed Zafzaf, Mohamed Kacimi, Ahmed Sefrioui… Leurs manuscrits, croquis et archives personnelles restent confinés dans leur famille, quand il ne sont pas bradés aux enchères.
Ce désintérêt chiffonne les écrivains et artistes vivants qui s’interrogent sur la transmission de leurs archives. Il existe une fondation Amran El Maleh. Abdellatif Laâbi songe à léguer son Å"uvre à l’Institut de la mémoire et de l’édition contemporaine (IMEC) en France. Tahar Ben Jelloun a lui aussi pris les devants : “J’ai donné toutes mes archives à l’IMEC. Je leur ai tout donné sauf mes manuscrits ; j’attends de voir à qui les confier. Je ne me suis pas encore organisé pour le legs mais j’y pense de temps en temps”. Tarik Slaïki se rappelle cette parole cinglante de Choukri : “Tanger, je lui ai tout donné et elle ne m’a rien rendu”. Et de conclure : “Tanger n’a jamais donné un nom du niveau de Choukri. Il est devenu un patrimoine national et international”.

http://www.telquel-online.com/398/mage_culture_398.shtml