Door Paul Steenhuis
Lezers van NRC Handelsblad kozen eind 2009 het feuilleton van Driss Tafersiti op de Achterpagina, over een Marokkaanse gastarbeider die in Nederland bleef, als het ‘beste’ dat dat jaar in de krant verscheen. Afgelopen week eindigde de serie en is een uitgebreide versie van het feuilleton in boekvorm verschenen, onder de titel Ik, Driss.
Het is nu wel tijd dat het hoge woord er uit komt. Sommige lezers vermoeden al iets. Zo schreef Annelies Mooij: „Beste redactie, als ik op donderdag de krant van de deurmat opraap, denk ik: ‘O leuk, vandaag Driss’ en als eerste lees ik de Achterpagina om dan met een opgewekt gevoel verder te gaan. Ik weet niet of Driss Tafersiti bestaat op de manier zoals hij hier de situatie beschrijft. In elk geval ben ik al weken van plan hem te laten weten hoe vrolijk dit wekelijkse feuilleton mij steeds weer maakt. Het vergroot je geloof in het mensdom.â€
Hopelijk is dit geloof van de lezeres, en de talloze andere fans van Driss die fanmail aan de redactie stuurden, niet al te zeer geschokt als we hier onthullen dat Driss Tafersiti niet bestaat. Driss is het pseudoniem van twee jonge Nederlandse schrijvers met een Marokkaanse achtergrond, Asis Aynan (Haarlem, 1980) en Hassan Bahara (Teroua n' Aït Izou, 1978). Beide jonge schrijvers meldden zich begin 2009 bij de redactie van de Achterpagina. Ze wilden ‘het nog niet vertelde verhaal van de gastarbeider in Nederland’, ‘de droom van onze vaders’ een stem geven, door het verhaal over Driss Tafersiti onder pseudoniem te schrijven.
Nu is het gebruik van schuilnamen en aliassen in de journalistiek problematisch, en als regel in NRC Handelsblad verboden. Maar er zijn uitzonderingen -- ondermeer in het literaire genre, of journalistiek literaire genre, zoals de column en het feuilleton. En omdat de Achterpagina er ook is voor het literaire experiment, stemde de hoofdredactie toe. En zo verscheen op 29 april 2009, de eerste aflevering van het feuilleton over Driss, die een grote lezersschare veroverde.
Driss kennen we inmiddels. Maar wie zijn Asis Aynan en Hassan Bahara? Tijd voor een kort vraaggesprek met Aynan, die debuteerde in 2007 met de verhalenbundel Veldslag en andere herinneringen, over zijn ‘katholieke-islamitische-berberjeugd’ in Haarlem, en Bahara, die in 2006 debuteerde met de roman Een verhaal uit de stad Damsko. Hoe kwamen jullie er bij om het feuilleton over Driss Tafersiti te schrijven? Aynan: ,,Hassan en ik vonden dat het eigenlijk een gemiste kans was, dat tweede -generatie schrijvers nooit over de eerste generatie gastarbeiders geschreven hadden; over onze ouders, meestal ongeletterde of laaggeletterde Marokkanen. Toen zeiden we: hoezo gemiste kans, laten we dat zelf doen.
Bahara: „De verhalen die onze vaders ons vertelden over hun eerste jaren in Nederland, die waren vaak om je te bescheuren. Het gaf zo’n ander beeld dan het cliché van de gastarbeider die in Nederland in klein hok woonde, vies werk deed en in het weekend doodziek van heimwee in zijn bed lag. Onze vaders waren niet zielig maar energieke, levenslustige jongemannen die niet alleen naar Nederland kwamen om geld te verdienen, maar ook om er in alle vrijheid hun jeugd te kunnen vieren.â€
Jullie wilden geen zielige Driss...
A: „Nee. Dat had ook te maken met de negatieve sfeer in het land. Er valt genoeg op die generatie gastarbeiders af te dingen. Maar wij wilden de andere kant laten zien. We wilden er een feelgood verhaal van maken. Een droom over hoe onze vaders zich ook hadden kunnen ontwikkelen.â€
B: ,,Het is geen geheim dat veel van de eerste generatie gastarbeiders nu een ietwat kwijnend bestaan lijden in de marge. Als kind van deze mannen is het vaak pijnlijk om ze over straat te zien sloffen, ze zijn ontheemd, doelloos, vervreemd van alles en iedereen. Ze kwamen naar Nederland en waren in het begin vol energie en goede moed, maar ergens liep het mis. Ons feuilleton is geen politiek-maatschappelijke analyse van deze tragiek, maar we hebben wel zo onze ideeën hoe dit voorkomen had kunnen worden. Daarom hebben we van Driss iemand gemaakt die open staat voor de Nederlandse samenleving.â€
Is Driss op ware personen gebaseerd?
A: „Ik ben opgeroeid in Haarlem, als een van acht kinderen. Mijn vader werkte daar in een fabriek, en heeft ook een tijdje als scholstapelaar gewerkt, om bij te verdienen, in IJmuiden, net als Driss. Ik ken die omgeving. Als we Driss in Amsterdam-West hadden laten wonen, had iedere lezer het plaatje al van te voren ingevuld.â€
B: ,,Voor de meeste feuilletonverhalen die zich op de visafslag afspelen, hebben we grif gebruik gemaakt van de ervaringen van Asis’ oom, die ook op de IJmuidense visafslag heeft gewerkt. Vaak belden we hem tijdens het schrijven op om te vragen welke soorten vis er werd verkocht, om bepaald jargon uit te leggen. Ook voor Driss’ schoolcarrière hebben we rijkelijk geput uit de ervaringen van Asis’ oom. Andere dingen, zoals het pension van generaal Franco, dat is een verhaal dat Asis’ vader hem heeft verteld. Maar verder hebben we meer de sfeer van avontuur van die tijd willen herscheppen, niet zozeer de verhalen van onze vaders navertellen.â€
Bestaat Driss echt?
A: ,,Driss Tafersiti is de naam van een personage uit een verhalenbundel van Marokkaanse berber-verhalenverteller Mohammed Mrabet , The Beach Cafe & The Voice. Die naam is blijven hangen.
B: ,,Tijdens onze research in Haarlem kwamen we in een café een jongen tegen van een Marokkaanse vader en een Nederlandse moeder, die nog altijd samen zijn, zoals Driss en Jolanda. En die vader kwam uit de streek Tafersiti...â€
Waarom werkten jullie onder pseudoniem?
A: ,,Het gaf ons de vrijheid dit verhaal ongestoord om te schrijven. Het was onze geheime boomhut.''
B: ,,Simpel: omdat iedereen weet dat wij geen gastarbeiders zijn. Ik geloof ook niet dat wij de lezer voor de gek hebben gehouden, omdat wij echt vanuit Driss de gastarbeider dachten en schreven, zelfs als hij zijn mails beantwoordde. Driss is wellicht niet van vlees en bloed, maar op papier en in onze gedachten is hij niet minder echt dan om het even wie. Dat is echt geen artistiekerige aanstellerij, Driss is zo’n geconcentreerde samenballing van verhalen die we hebben gehoord en mensen die we hebben gekend dat hij zelfs een gezicht en een stem in mijn hoofd heeft gekregen. Qua gezicht lijkt hij erg veel op de jongen op de kaft van het Ik, Driss-boek dat we nu gemaakt hebben, en zijn stem is zacht, vriendelijk, hij heeft een licht accent en er klinkt veel innerlijke beschaving door.â€
Of er nog een vervolg komt op Driss' feuilleton, is nog niet bekend. Aynan en Bahara werken aan nieuwe projecten. Aynan ondermeer aan de mede door hem opgezette Berber-bibliotheek, een project dat hij samen met vertaalster Hester Tollenaar en uitgeverij Athenaeum - Polak & Van Gennep doet: niet vertaalde klassiekers uit de Noord-Afrikaanse berberliteratuur worden in het Nederlands vertaald. En Aynan en Bahara zullen regelmatig op de Achterpagina blijven schrijven.
Ik, Driss van Driss Tafersiti (pseudoniem van Asis Aynan en Hassan Bahara) is verschenen bij uitgeverij Atlas
Bron: NRC HANDELSBLAD, 12 JUNI 2010
www.drisstafersiti.nl
www.ikdriss.nl
Lezers van NRC Handelsblad kozen eind 2009 het feuilleton van Driss Tafersiti op de Achterpagina, over een Marokkaanse gastarbeider die in Nederland bleef, als het ‘beste’ dat dat jaar in de krant verscheen. Afgelopen week eindigde de serie en is een uitgebreide versie van het feuilleton in boekvorm verschenen, onder de titel Ik, Driss.
Het is nu wel tijd dat het hoge woord er uit komt. Sommige lezers vermoeden al iets. Zo schreef Annelies Mooij: „Beste redactie, als ik op donderdag de krant van de deurmat opraap, denk ik: ‘O leuk, vandaag Driss’ en als eerste lees ik de Achterpagina om dan met een opgewekt gevoel verder te gaan. Ik weet niet of Driss Tafersiti bestaat op de manier zoals hij hier de situatie beschrijft. In elk geval ben ik al weken van plan hem te laten weten hoe vrolijk dit wekelijkse feuilleton mij steeds weer maakt. Het vergroot je geloof in het mensdom.â€
Hopelijk is dit geloof van de lezeres, en de talloze andere fans van Driss die fanmail aan de redactie stuurden, niet al te zeer geschokt als we hier onthullen dat Driss Tafersiti niet bestaat. Driss is het pseudoniem van twee jonge Nederlandse schrijvers met een Marokkaanse achtergrond, Asis Aynan (Haarlem, 1980) en Hassan Bahara (Teroua n' Aït Izou, 1978). Beide jonge schrijvers meldden zich begin 2009 bij de redactie van de Achterpagina. Ze wilden ‘het nog niet vertelde verhaal van de gastarbeider in Nederland’, ‘de droom van onze vaders’ een stem geven, door het verhaal over Driss Tafersiti onder pseudoniem te schrijven.
Nu is het gebruik van schuilnamen en aliassen in de journalistiek problematisch, en als regel in NRC Handelsblad verboden. Maar er zijn uitzonderingen -- ondermeer in het literaire genre, of journalistiek literaire genre, zoals de column en het feuilleton. En omdat de Achterpagina er ook is voor het literaire experiment, stemde de hoofdredactie toe. En zo verscheen op 29 april 2009, de eerste aflevering van het feuilleton over Driss, die een grote lezersschare veroverde.
Driss kennen we inmiddels. Maar wie zijn Asis Aynan en Hassan Bahara? Tijd voor een kort vraaggesprek met Aynan, die debuteerde in 2007 met de verhalenbundel Veldslag en andere herinneringen, over zijn ‘katholieke-islamitische-berberjeugd’ in Haarlem, en Bahara, die in 2006 debuteerde met de roman Een verhaal uit de stad Damsko. Hoe kwamen jullie er bij om het feuilleton over Driss Tafersiti te schrijven? Aynan: ,,Hassan en ik vonden dat het eigenlijk een gemiste kans was, dat tweede -generatie schrijvers nooit over de eerste generatie gastarbeiders geschreven hadden; over onze ouders, meestal ongeletterde of laaggeletterde Marokkanen. Toen zeiden we: hoezo gemiste kans, laten we dat zelf doen.
Bahara: „De verhalen die onze vaders ons vertelden over hun eerste jaren in Nederland, die waren vaak om je te bescheuren. Het gaf zo’n ander beeld dan het cliché van de gastarbeider die in Nederland in klein hok woonde, vies werk deed en in het weekend doodziek van heimwee in zijn bed lag. Onze vaders waren niet zielig maar energieke, levenslustige jongemannen die niet alleen naar Nederland kwamen om geld te verdienen, maar ook om er in alle vrijheid hun jeugd te kunnen vieren.â€
Jullie wilden geen zielige Driss...
A: „Nee. Dat had ook te maken met de negatieve sfeer in het land. Er valt genoeg op die generatie gastarbeiders af te dingen. Maar wij wilden de andere kant laten zien. We wilden er een feelgood verhaal van maken. Een droom over hoe onze vaders zich ook hadden kunnen ontwikkelen.â€
B: ,,Het is geen geheim dat veel van de eerste generatie gastarbeiders nu een ietwat kwijnend bestaan lijden in de marge. Als kind van deze mannen is het vaak pijnlijk om ze over straat te zien sloffen, ze zijn ontheemd, doelloos, vervreemd van alles en iedereen. Ze kwamen naar Nederland en waren in het begin vol energie en goede moed, maar ergens liep het mis. Ons feuilleton is geen politiek-maatschappelijke analyse van deze tragiek, maar we hebben wel zo onze ideeën hoe dit voorkomen had kunnen worden. Daarom hebben we van Driss iemand gemaakt die open staat voor de Nederlandse samenleving.â€
Is Driss op ware personen gebaseerd?
A: „Ik ben opgeroeid in Haarlem, als een van acht kinderen. Mijn vader werkte daar in een fabriek, en heeft ook een tijdje als scholstapelaar gewerkt, om bij te verdienen, in IJmuiden, net als Driss. Ik ken die omgeving. Als we Driss in Amsterdam-West hadden laten wonen, had iedere lezer het plaatje al van te voren ingevuld.â€
B: ,,Voor de meeste feuilletonverhalen die zich op de visafslag afspelen, hebben we grif gebruik gemaakt van de ervaringen van Asis’ oom, die ook op de IJmuidense visafslag heeft gewerkt. Vaak belden we hem tijdens het schrijven op om te vragen welke soorten vis er werd verkocht, om bepaald jargon uit te leggen. Ook voor Driss’ schoolcarrière hebben we rijkelijk geput uit de ervaringen van Asis’ oom. Andere dingen, zoals het pension van generaal Franco, dat is een verhaal dat Asis’ vader hem heeft verteld. Maar verder hebben we meer de sfeer van avontuur van die tijd willen herscheppen, niet zozeer de verhalen van onze vaders navertellen.â€
Bestaat Driss echt?
A: ,,Driss Tafersiti is de naam van een personage uit een verhalenbundel van Marokkaanse berber-verhalenverteller Mohammed Mrabet , The Beach Cafe & The Voice. Die naam is blijven hangen.
B: ,,Tijdens onze research in Haarlem kwamen we in een café een jongen tegen van een Marokkaanse vader en een Nederlandse moeder, die nog altijd samen zijn, zoals Driss en Jolanda. En die vader kwam uit de streek Tafersiti...â€
Waarom werkten jullie onder pseudoniem?
A: ,,Het gaf ons de vrijheid dit verhaal ongestoord om te schrijven. Het was onze geheime boomhut.''
B: ,,Simpel: omdat iedereen weet dat wij geen gastarbeiders zijn. Ik geloof ook niet dat wij de lezer voor de gek hebben gehouden, omdat wij echt vanuit Driss de gastarbeider dachten en schreven, zelfs als hij zijn mails beantwoordde. Driss is wellicht niet van vlees en bloed, maar op papier en in onze gedachten is hij niet minder echt dan om het even wie. Dat is echt geen artistiekerige aanstellerij, Driss is zo’n geconcentreerde samenballing van verhalen die we hebben gehoord en mensen die we hebben gekend dat hij zelfs een gezicht en een stem in mijn hoofd heeft gekregen. Qua gezicht lijkt hij erg veel op de jongen op de kaft van het Ik, Driss-boek dat we nu gemaakt hebben, en zijn stem is zacht, vriendelijk, hij heeft een licht accent en er klinkt veel innerlijke beschaving door.â€
Of er nog een vervolg komt op Driss' feuilleton, is nog niet bekend. Aynan en Bahara werken aan nieuwe projecten. Aynan ondermeer aan de mede door hem opgezette Berber-bibliotheek, een project dat hij samen met vertaalster Hester Tollenaar en uitgeverij Athenaeum - Polak & Van Gennep doet: niet vertaalde klassiekers uit de Noord-Afrikaanse berberliteratuur worden in het Nederlands vertaald. En Aynan en Bahara zullen regelmatig op de Achterpagina blijven schrijven.
Ik, Driss van Driss Tafersiti (pseudoniem van Asis Aynan en Hassan Bahara) is verschenen bij uitgeverij Atlas
Bron: NRC HANDELSBLAD, 12 JUNI 2010
www.drisstafersiti.nl
www.ikdriss.nl